Door Gerard Huissen
In de oudheid was er 's Winters nauwelijks zeevaart. Derhalve was ook de activiteit in de diverse zeehavens gedurende de winter zeer laag.
L. Casson schrijft in zijn boek Ships and Seamanship in the Ancient World2: ’Alle normale activiteit vond plaats gedurende de zomer en enkele weken ervoor en erna; op andere tijden waren de zeestraten bijna verlaten en havens hielden een winterslaap in afwachting van de naderende lente.’3.
De officiële scheepsvaart lag van eind oktober tot begin april dus nagenoeg stil. In zijn werk 'Epitome Institutionum Rei Militaris (4,39)', over klassieke militaire operaties, schrijft Vegetius, een schrijver uit de tweede helft van de vierde eeuw n Chr.: "A die VI Kal. Junias usque in arcturi ortum, id est in diem VIII decimum Kal. Octobres, secura navigatio creditur... post hoc tempus usque in tertium idus Novembres incerta navigatio est... ex die... tertio idus Novembres usque in diem sextum idus Martias maria clauduntur".4
Er waren natuurlijk diverse redenen waarom er bijna uitsluitend tijdens de zomermaanden werd gevaren. Het klimaat in het Middellandse zeegebied is in die maanden zonnig en stabiel met een vrij constante windrichting. Daardoor kon men dan ook goed de reisduur inschatten hetgeen weer van belang was voor het transport over zee van bijv. aan bederf onderhevige goederen zoals graan.
Ook ’s nachts navigeren was meestal mogelijk in die jaargetijden door de vaak heldere hemel.
Natuurlijk waren er uitzonderingen. Scheepslui die omwille van eigen koopwaar toch buiten het seizoen uitvoeren. Vegetius (Ep. Rei Mil. 4,39) spreekt van privatarum mercium audacia5 en Plinius (Nat. Hist. II, 125) noemt het hebzucht (avaritia). Er werd dus wel degelijk lading aangeboden in de wintermaanden. Vooral wanneer er schaarste was liepen de prijzen op en menig schipper kon dan de verleiding niet weerstaan.
Dit gold ook voor de societates, vereniging van eigenaren van één of meerdere schepen. Zij financierden de reis en konden deels zelf bepalen wanneer er gevaren werd.
Ook keizers lieten soms bij voedselschaarste extra transporten organiseren tijdens de winter. Keizer Claudius liet in 51, toen er nog maar voor vijftien dagen voedsel van de in de zomer aangevoerde voorraad over was, onder druk van zijn volk nieuwe voorraad aanvoeren6. Dit transport haalde de haven omdat, zo formuleert Tacitus (Ann. 12,43), de goden welwillend waren en de winter mild (modestia hiemis).
Men veronderstelt dat de meeste schepen die nu op de zeebodem liggen vergaan zijn tijdens de wintermaanden7.
Plinius verschaft ons enige informatie over de diverse afstanden tussen de havens, de gemiddelde snelheid van de schepen alsmede de duur van de reis8
Dit waren wellicht de snelheden en reistijden die voor oorlogsschepen of ranke schepen golden. Voor de grote zeilschepen die tussen Ostia en Alexandrië voeren met graan voor de Romeinse bevolking werd een tijdsduur van 18-25 dagen aangehouden. Als dezelfde reis met tegenwind moest worden afgelegd, dan duurde dit door het laveren wel 50 à 60 dagen.
In de oudheid stond de zeevaart niet in erg hoog aanzien. Ze werd in verband gebracht met mensen van lage afkomst, vreemdelingen en vrijgelatenen. De elite werd verondersteld zich hiervan verre te houden. In 219 -218 v. Chr. wordt er een wet van kracht, de Lex Claudia, die senatoren en hun zonen het eigendom ontzegde van schepen met een laadcapaciteit groter dan 300 amforen (Liv. 21,53,4: quaestus omnis patribus indecorus visus9). Handelen uit puur winstbejag was een schande. Kleine handelaren waren bijna per definitie onaanzienlijk (Cic. II Verr. 5,167: homines tenues, obscuro loco nati, navigant, adeunt ad ea loca quae numquam antea viderunt....10). Handel in het groot werd minder als laagstaand beroep gezien (magna et copiosa (mercatura) non est admodum vituperanda11)
Schepen werden niet alleen voor de handel gebruikt maar werden ook ingezet voor militaire expedities, voor post, voor het vervoer van officiële gezanten en koeriers. Vooral in latere tijd werden ze ook ingzet voor toerisme.
Bronnen:F.J. Meijer "Mare Clausum Aut Mare Apertum" (Hermeneus jaargang 55),
R. Meiggs "Roman Ostia",
notes:- 1: Museum für Antike Schifffahrt, Mainz
- 2: L. Casson; 'Ships and Seamanship in the Ancient World";Princeton University Press (1971)
- 3: ’All normal activity was packed into the summer and a few weeks before and after it; at other times the sea lanes were nearly deserted, and ports went into hibernation to await the coming of the spring’
- 4: Vertaling van Vegetius: Vanaf de zesde dag voor de kalendae van Juni tot de opkomst van arcturus, dat is tot de achttiende voor de kalendae van October, wordt de zeevaart veilig geacht. Vanaf die tijd tot de derde voor de idus (15e van de maand) van november is de zeevaart onzeker. Vanaf de derde voor de idus van November tot de zesde voor de idus van maart, zijn de zeeën gesloten.
- 5: Vegetius (Ep. Rei Mil. 4,39) vertaling:"roekeloze prive handel"
- 6: Suetonius, Vita Claudii 18
- 7: Zie http://www.romanports.org/nl/nieuws/151-romeins-wrak-cabrera.html
- 8: Plinius: Nat. Hist. 19,3-4
- 9: Livius 21.53.4 Vertaling: "Elke vorm van geld maken was een senator onwaardig"
- 10: Cicero II Verr. 5.167 Vertaling: "Arme mensen van nederige afkomst bevaren de zeeën naar kusten die ze nog nooit tevoren hebben gezien...."
- 11: Cicero 'de officiis lib'. Vertaling: Grote (handels) rijkdom is in het geheel niet afkeuringswaardig