In de Sahel, in de Tunesische provincie Madhia vinden we aan zee het kleine stadje Salakta. Als je op de kaart kijkt naar de ligging zie je meteen waarom de plek de laatste jaren zo veel in het nieuws is geweest. Het is de kortste verbinding om overzee, via het Italiaanse eilandje Lampedusa, naar Europa te komen. Vele duizenden Afrikaners probeerden al langs deze route, om economische reden of als vluchteling, een nieuwe toekomst te bemachtigen aan de andere kant van de Middellandse Zee. Uitgebuit door mensenhandelaren, in meestal gammele bootjes met alle consequenties van dien.
Deze route is overigens niet nieuw. Weinig mensen zullen zich realiseren dat ongeveer 2.000 jaar geleden vanaf dezelfde plek vele schepen met handelswaar hun reis naar Italië aanvingen, al was de lading toen anders en werden de kleine, gammele vaartuigjes van nu alleen gebruikt door lokale vissers.
In Ostia, de oude havenstad van Rome, bevindt zich op de Piazzale delle Corporazioni nog één van de weinige concrete bewijzen van deze handel, tussen het Romeinse Rijk en de producten uit het achterland van Sullecthum, zoals Salakta door de Romeinen werd genoemd.
Alhoewel we maar weinig informatie over de geschiedenis van de oude stad hebben, zijn er, naast dit mozaïek, diverse andere bronnen die Sullecthum memoreren. Plinius noemt het een ‘oppidiumliberum’ (vrije verhoogde, meestal versterkte, plaats)2; in het Stadiasmus Maris Magni3 staat dat (S)Alipota (= Sullecthum) 120 stadia na Acholla ligt4; De Peutingerkaart5 noemt het Sullecti en geeft een afstand van 12 mijl tussen Acholla en de stad; Ptolemaeus6 geeft het op als 36°45' lengtegraad en 31°45' breedtegraad; ten slotte vertelt Procopius ons dat Sullecthum de eerste stad was die door Belisarius in 533 na Chr. werd bevrijd tijdens zijn campagne tegen de Vandalen7.
We weten dat de stad voor de Romeinse overheersing door verschillende andere beschavingen is geregeerd of bezet geweest, waaronder de Feniciërs.
De weinige ruïnes die van de stad zijn overgebleven zijn erg verwarrend. Omdat er geen klippen aanwezig zijn om de bewegingen van de zee af te remmen is de zandstenen kust aan de oostzijde van Tunesië erg onderhevig aan erosie. Een groot deel van de oude stad ligt dan ook onder water.
Een van de eerste moderne reizigers die de haven van Sullecthem heeft bezocht was een zekere Ch. Tissot. Rond 1888 schreef hij over de haven en beschrijft de daar aanwezige pier als volgt: “Een naar het zuidoosten aflopende lijn die een keten van riffen verbond met Ras-Djeboura (of Ras Salakta) en zo een kleine beschermende baai vormde die aan de zuidzijde open was en hiermee de belangrijkste haven van Salakta creëerde” 8.
Een expeditie o.l.v. R. A. Yorke meldde in 1966 dat de haven verdeeld was in twee baaien en dat de noordelijke baai werd beschermd door een moderne L-vormige aanlegsteiger gebouwd op een keten van kleine riffen. In de ‘elleboog’ van de steiger werden sporen gevonden van antiek cement. Dit doet vermoeden dat deze ‘moderne’ steiger werd gebouwd op de antieke Romeinse pier, die daar in 1888 wellicht nog lag.
Aan de noordkant van de zuidelijke baai werd een golfbreker ontdekt die vanaf de kust 260 meter onder het oppervlaktewater de zee in liep en de baai moest beschermen tegen de overheersende noordoostenwind. Deze golfbreker was geenszins onderbroken en werd getraceerd door uitsteeksels van beton op de kalkstenen deklaag. De waterdiepte bedroeg daar 10 voet.
De meest opmerkelijke overblijfselen zijn de onderwater zichtbare uitlijning van de muren die van zuid naar noord in zee tot meer dan twintig meter van de kustlijn kunnen worden gevolgd. Aan weerszijden van deze golfbreker zijn tanks of cisternen ontmanteld door de zee. Op het land omringde een oude vestingmuur van breuksteen en essenhouten versterkingen dit stuk kust tegenover de golfbreker10. Het wordt geïdentificeerd als een Byzantijnse stedelijke ommuring11.
Onderwater onderzoek door de Universiteit van Sousse (Tunesië) constateerde in het eerste kwart van de 21e eeuw12 dat de golfbreker in perfecte staat verkeerd ook al heeft corrosie sommige delen van de bekleding beschadigd. Aan de voet vonden duikers een overvloed aan keramische scherven.
Vlakbij de kust, zagen de onderzoekers een aantal grote, vierkante kalksteenblokken, kolomschachten en andere architecturale kenmerken die wijzen op een havenstructuur die ter plekke is ingestort.
Ongeveer 50 m ten zuiden van de golfbreker is de eerste groep waterreservoirs met een gewelfde afvoer te zien voor de productie van gezouten vis. Twaalf meter verder naar het noorden kan men een afvoer zien die ingegraven is in de rots.
Boven de visverwerkingsfabriek zijn verschillende groepen cisternen. De eerste groep bestaat uit 5 reservoirs en 15 m verder naar het noorden is een tweede groep van 4 met elkaar verbonden reservoirs. Al deze installaties rond de golfbreker getuigen van het belang van de industriële en havenactiviteiten van Sullecthum13.
Navigeren rond Sullecthum
Vanaf Gummi (Mahdia) gaat de kustlijn verder richting het zuiden tot Ras Salakta met een ononderbroken zandstrand. Als je Sullecthum nadert, vormen heuvels de kustlijn en wordt het strand vervangen door een verticale rotswand. Ras Salakta is een rotsachtige landtong die het oostelijke uiteinde van het Ksour Essaf-massief vormt. Samen met de twee eilandjes die het naar het zuidoosten uitbreiden, vormt het een kleine baai die beschut is tegen de noordenwind.
Langs dit deel van de kust en vooral tot 2 mijl ten zuiden van Gummi in de richting van Sullecthum is de zeebodem onregelmatig. De baai van Salakta biedt daarentegen redelijk goede aanlegmogelijkheden.
Net als de kust van heel Centraal-Tunesië is de kust van Salakta onderhevig aan overheersende oostenwinden in de zomer en harde noordwestenwinden in de winter. Het achterland van dit kustgedeelte wordt gedomineerd door sebka's (zoutpannen) en zeer vruchtbare vlakten.
Om goed te kunnen navigeren kunnen sommige massieven als oriëntatiepunt worden gebruikt. Hiertoe behoort het Ksour Essef-massief, waarvan Ras Salakta het oostelijke uiteinde vormt. Ten zuiden van dit Ras, op ongeveer 600 meter, ligt de oude haven van Sullecthum op een punt dat nu Ras El Bled heet.
Het Ksour Essef massief is al van ver op zee te zien. Het is het eerste dat men vanuit het noorden ziet en ook vanuit het zuiden vallen de twee duidelijke pieken meteen op, de hoogste is de Sidi Bou Alouah (82 m) en de andere, de Hmadet Ahmed Saïd (56 m), is vlakker.
Daarnaast veronderstelt men ook dat er, net als in Thapsus14, een vuurtoren stond die het einde van de golfbreker naar de open zee aangaf.
De economische organisatie van de haven van Sullecthum
Net als de andere havensteden van Byzacene15 was deze haven verbonden met de oude Punische kustweg, die de handelsposten met elkaar verbond en later ook door de Romeinen werd gebruikt en onderhouden16. Deze weg bediende Hadrumetum, Ruspina, Leptiminus, Sullecthum, Acholla, Ruspe, Usulla, Thaenae, Macomades-Iunci, Tacape en loopt langs de Tripolitaanse kust.
Een tweede weg, die een sleutelrol in de geschiedenis van Sullecthum speelde, verbindt deze laatste met Thysdrus, één van de belangrijkste economische centra van Byzacene op het ontmoetingspunt van verschillende routes. Deze wegen zorgden voor snelle verbindingen tussen de havenstad en haar achterland.
Het klimaat in het achterland van Sullecthum leende zich meer voor het telen van olijfbomen dan voor andere gewassen. De olijventeelt werd belangrijk vanaf het einde van de eerste eeuw na Chr. Voornamelijk door de groeiende vraag naar olijfolie vanuit Rome. De ontwikkeling van Thysdrus, al gauw de nieuwe oliehoofdstad, gaf een impuls aan de naburige havensteden. De eerste die hiervan profiteerde was Hadrumetum (Sousse)17.
Sullecthum lijkt ook een zekere "specialisatie" in deze grondstof te hebben gehad, zoals wordt gesuggereerd door Meiggs18:
"Op de Piazzale delle corporationi in Ostia waren de vertegenwoordigde Afrikaanse steden betrokken bij de tarwehandel: Carthago, Missua, HippoDiarrytus, Gummi en Curubis. Sullecthum daarentegen lijkt daar niet bij te horen. Haar navicularii lijken in plaats daarvan olie te vervoeren"19.
Oplopend tekort aan olie werd al snel voelbaar in Italië en zorgde voor een crisis die haar hoogtepunt bereikte in de periode van Trajanus tot Hadrianus20 (de tweede helft van de eerste eeuw na Chr.).
Keizer Antoninus (138 tot 161) begon het annona21 systeem uit te breiden met de distributie van olie naast die van tarwe en wijn, hetgeen toenam onder de Severanen22. Aan het einde van de tweede eeuw kwam er, naast de vrije oliehandel, een door de staat gecontroleerde handel waardoor de distributies regelmatiger werden.
Het succes van Sullecthum lijkt samen te hangen met dat van twee steden in het binnenland in twee verschillende tijdperken. Dit waren Thysdrus en later Sufetula. Thysdrus speelde een zeer belangrijke economische rol dankzij de ligging op de kruising tussen de kust en het achterland. Deze bevoorrechte commerciële positie van de stad was al gevestigd in de tijd van Caesar toen Italiaanse kooplieden en boeren hier grote hoeveelheden tarwe (10.000 m3) uit het binnenland en verre streken konden opslaan23. Later groeide Thysdrus uit tot de oliehoofdstad. Dit duurde tot aan het einde van de derde eeuw na Chr. waarna die rol werd overgenomen door Sufetula. Hiervan profiteerde ook Sullecthum omdat er vandaar een rechtstreekse wegverbinding was met Sufetela. Uit de identificatie van amfoorateliers in het achterland van Sullecthum lijkt overigens dat dit niet zo lang heeft geduurd.
In ieder geval was Sullecthum op het hoogtepunt van de oliehandel dus aanwezig op de Piazzale delle Corporazioni in Ostia, zoals blijkt uit het eerdergenoemde mozaïek met twee grote handelsschepen die tegenover elkaar rond de vuurtoren van de stad staan (zie figuur 2). Op de voorgrond zijn twee dolfijnen die een octopus verslinden. In de tekst lezen we [NAVIC]VLARI SYLLECTI[NI] en daarboven, tussen de twee boten, waarschijnlijk N[AVICULARIIS] F[ELICITER]24. Dit mozaïek getuigt van de aanwezigheid van Syllectische reders die, net als de rest van de navicularii, de producten vervoerden die nodig waren om Rome te voeden. Deze reders, die olie exporteerden, voerden transporten uit in dienst van de staat, door deel te nemen aan de publiciteit die door de staat was opgezet, maar ook voor zichzelf25. In latere tijden werden ze steeds meer onderworpen aan de controle van de staat dan in de eerste eeuwen van het Rijk, toen ze aanzienlijke voorrechten en immuniteiten genoten26.
Kustbronnen in de economie van Sullecthum
Langs de kust bij Sullecthum passeren sinds jaar en dag grote scholen tonijn, makreel, sardines en ansjovis. De afwisseling van kleine in zee uitstekende rotsen en stranden ten noorden en ten zuiden van Sullecthum bleek al in de oudheid een goed opvangbekken om te vissen op de scholen vis die elk jaar op hetzelfde tijdstip de kust naderen. Er werden dan ook al vroeg opvangreservoirs gebouwd om de vis te verwerken. De kuipen, parallel en loodrecht gegroepeerd, waren gebouwd in opus africanum (een uit Afrika afkomstige bouwwijze met grote natuursteen blokken opgevuld met baksteen)27.
De kuipen hadden verschillende diepten en versterkte muren tegen de reactie van het zout en de druk van de grote massa vissen. De muren waren met allerlei lokale materialen waterdicht gemaakt. Om het werk te vergemakkelijken waren de cisternen die naast de visverwerkingsplant stonden niet gewelfd. Op de site werd ook een ketelhuis gevonden met bijhorende, wel gewelfde cistern.
Twee parallelle wanden die haaks op elkaar staan en zich nu onder water bevinden, zouden gebruikt kunnen zijn als visvijvers. De overblijfselen hiervan stonden in verbinding met de zoutvaten.
De vis werd voornamelijk gebruikt voor de productie van garum, de beroemde vissaus. Volgens Plinius de Oudere werd de beste garum gemaakt van de ingewanden van tonijn of makreel, die in die tijd werden geproduceerd in de visverwerkings fabrieken van Carthago Spartaria (het huidige Cartagena).
Verschillende aanwijzingen duiden erop dat tonijn en makreel ook de basisproducten waren van de vissauzen die in de havenfabrieken van Salakta werden geproduceerd28.
De export
De producten uit de visverwerkings fabrieken en het transport van de olijfolie brengen ons naar de studies van amforen en de identificatie van de gevonden werkplaatsen die aan de rand van de antieke stad grensden.De interesse naar de amfoorproductie in Sullecthum groeit al jaren. Na het signaleren van de halzen van amforen met ASYL-stempels door L. Foucher30, begon de wetenschappelijke belangstelling voor de amforen die geproduceerd waren in Sullecthum met de studie uitgevoerd door F. Zevi en A. Tchernia31. Zij stelden voor de eerste keer de relatie vast tussen amfoorstempels en de werkplaatsen die ze produceerden, met name die van Salakta. Deze toont nog meer bewijs van de commerciële banden tussen Rome en deze havenstad, vooral m.b.t. de oliehandel.
Het opstellen van typologieën gebaseerd op consumptieverbruik heeft het beeld van de stad gecompleteerd. Dit was het geval bij C. Panella32, D. Manacorda33 en later, in het begin van de jaren 1980, met S. Keay34 voor late amforen.
De diverse onderzoeken wijzen alle in dezelfde richting en in het algemeen blijkt dat er vele verschillende typen amforen werden vervaardigd in zowel stedelijke als plattelandswerkplaatsen in het gebied rond Salakta en dat deze, naargelang de periode, werden gebruikt voor verschillende producten. Zo werden de Punische Uzita 3 (4e/3e - 2e eeuw voor Chr.) en de Uzita 2 amforen ( 2e - 1e eeuw voor Chr.), gebruikt voor het vervoer van wijn35 en voornamelijk gevonden in het materiaal van de ‘Maklou’ werkplaats (ongeveer 7 km ten noordwesten van de haven).
De Africaans II amfoor, die gebruikt werd eind 2e eeuw tot eind 3e eeuw na Chr. kon zowel zoute vis als wijn hebben vervoerd. Verder werden er nog vele andere typen in Salakta geproduceerd, zoals de Leptiminus (3e – 4e eeuw) voor het vervoer van Salsamenta (gezouten vis) en de Dressel 30 (laat 2e en vroege 3e eeuw) imitatie van de Gallische wijnamfoor 4 gevonden op het wrak van PlemmirioB38. Tot slot zijn er de late amforen van Sullecthum Keay 25-1 (laat 3e - 4e eeuw) met een wijnachtige inhoud.
Conclusie
Allereerst moet worden opgemerkt dat de havenstad Sullecthum een veelheid aan producten aanbood, en niet alleen olijfolie. De visverwerking en de amfora ateliers voor sauzen en gezouten vis,naast de kustlijn wijzen op grote visactiviteiten. We hebben ook gezien dat de productie van wijnamforen reeds begon in de Punische tijd en doorging tot de laat-Romeinse periode.
Het is zeker dat de haven van Sullecthum deelnam aan de bevoorrading van Rome als onderdeel van de annona, zoals talrijke studies hebben aangetoond40. Daarentegen hebben het bestuderen van nieuwe gegevens de zekerheid van de exclusiviteit van olijfolie op zijn kop gezet. Om te beginnen hebben analyses ons in staat gesteld om Zevi's hypothese uit 1969 te corrigeren dat grote Afrikaanse amforen (Afrikaans II) werden gebruikt als containers voor olijfolie en dat de kleine Afrikaans I amforen gebruikt werden voor diverse andere producten. Deze hypothese werd omgedraaid: de Afrikaans I zouden voornamelijk olie hebben vervoerd en de Afrikaans II een andere handelswaar, misschien gezouten vis41 of wijn.
Ten slotte heeft de archeometrische42 benadering, die effectief bleek en gebruikt werd op amforen uit het wrak van Madrague de Giens, de afwezigheid bevestigd van oliesporen op Keay 2543. In het licht van deze nieuwe gegevens is het aantal Afrikaanse olieamforen het laagst in Ostia.
Ze bleven min of meer constant vanaf de tijd van Hadrianus tot het einde van de 4e eeuw.
Op de Monte Testaccio betrof de toename van het aantal Afrikaanse amforen eerder Tripolitaanse dan Byzaceense amforen45.
In Ostia daarentegen is er bewijs voor een afname in het gebruik van Italiaanse wijnamforen in de 3e eeuw en oosterse wijnamforen in de 4e eeuw met een algemene toename van Afrikaanse amforen (met uitzondering van Tripolitanië) in dezelfde periode. Dit impliceert de komst van nieuwe grondstoffen, waarvan Afrikaanse wijn er een zou kunnen zijn. Bovendien nam de verspreiding van Afrikaanse Keay 25 amforen toe aan het eind van de 3e en vooral in de 4e eeuw.
Dit alles geeft reden om de activiteit van de haven van Sullecthum, die lang werd beschreven als een olie-exporterende haven, opnieuw te bekijken. We kunnen nu aannemen dat via deze haven naast olijfolie, wijn, salsamenta, olijven (vaak in combinatie met wijn), andere soorten geconserveerd voedsel, zoals tarwe die rechtstreeks uit het binnenland kwam of uit de kruispuntstad Thysdrus Ostia c.q. Rome bereikten.
Hoewel het profiel dat we aan deze haven hebben gegeven vrij algemeen is met die van de havensteden van de Noordelijke Byzacene, heeft ze aan de andere kant wel wat onderscheid met de naburige havens en die van Klein Syrte (huidige Golf van Gabès). Rekening houdend met het gemak van aanleggen en de toereikende bathymetrie46 die kenmerkend is voor dit stuk kustlijn, kunnen we Sullecthum aanduiden als een diepwaterhaven. Dit kunnen we vaststellen aan de hand van de volgende drie factoren:
De eerste is de grote diepte rond de golfbreker, die voldoende is, zelfs als we rekening houden met 0,80 m relatieve zeespiegelstijging in het Salakta gebied en het getijdenverschil van 0,60 m bij springtij 47.
De tweede factor zagen we op het oppervlak van de aanlegkade, dat glad en geplaveid lijkt. We kunnen dus spreken van een "bestrating" die hier en daar in goede staat van onderhoud verkeert.
En ten derde: alhoewel er (nog) geen andere bouwwerken of golfbrekers gevonden zijn in het stuk water dat door de steiger wordt beschermd zijn er wel enkele tientallen meters van de oever, grote blokken, kalkstenen kolomschachten, rozetten en andere versierde architecturale elementen gevonden waarvan de homogeniteit pleit voor een monumentale havenstructuur die ter plekke is ingestort.
Dergelijke omstandigheden horen bij een grote haven die grote schepen kan huisvesten die in de literatuur als myriophoroi (een groot schip van 450–500 ton) worden aangeduid. Zie ook de grote Romeinse koopvaardijschepen afgebeeld op het mozaïek van de Syllectanen op het Piazza delle Corporazioni in Ostia. Het type vaartuig komt overeen met de kenmerken van het wrak van de Madrague de Giens, een schip uit de eerste eeuw voor Christus. De lading van het schip bevatte meer dan 6000 wijnamforen van het type Dressel I B. De gereconstrueerde afmetingen van het schip zijn 40 m lang bij 9 m breed, met een ruimdiepte van 4,50 m48.
Lang leek het duidelijk dat we het imago van bepaalde oude havens aan de oostkust van Tunesië, vaak zagen als "gespecialiseerde terminals" op basis van een monocultuur of een "enkel product". De haven van Syllecthum is hiervan een tegenvoorbeeld. Naast de verscheidenheid aan goederen die worden doorgevoerd, had deze haven het profiel van een oude, diepe haven die voorbestemd was om vracht te verplaatsen met vaartuigen variërend van bescheiden coasters tot voor die tijd kolossale schepen. De tijd is aangebroken om met de grootst mogelijke urgentie grootschaliger landafgravingen uit te voeren om de stedelijke ontwikkeling voor te zijn en tegelijkertijd een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van het gebied en onderwaterverkenning uit te breiden naar gebieden waar schepen vermoedelijk samenkwamen, op zoek naar nieuwe gegevens die meer licht werpen op deze unieke haven.
- Bronnen
- - Nouvelles Découvertes De Marques Amphoriques Et De Briques Épigraphes À Salakta (Tunisie) - Abdellatif Mrabet, Mohamed Riadh Hamrouni, Tarek Mani, 2020 & 2021
- - Le port de Sullecthum (Salakta) - Ahmed Gadhoum (Sousse 2019)
- - Developments in Mediterranean shipping and maritime trade from the Hellenistic period to AD 1000 - Andrew Wilson, 2011
- - Cambridge Expedition to Sabratha report 1966 – R.A.Yorke
- - Arthur de Graauw
- - Wikipedia
noten- 1: Lees artikel: Overzeese handel
- 2: Pline, Hist. Nat., V, 4, 30
- 3: Stadiasmus van de Grote Zee - een oude Romeinse beschrijving van een reis over de Middellandse Zee uit de tweede helft van de derde eeuw na Chr.
- 4: Stadia (e.v. stadie) Grieks/Romeinse lengtemaat van 185,25 m.
- 5: Kopie van een Romeinse reiskaart uit de 3e of 4e eeuw.
- 6: Grieks/Romeins astroloog, astronoom, geograaf, wiskundige en muziektheoreticus die leefde in Alexandrië. (87 – 150 na Chr.)
- 7: Procopius van Caesarea, Bell.Vand., I, 16, 9 et 11; 17, 6.
- 8: Tissot 1888, t. 2, 179.
- 9: Yorke et al., Cambridge Expedition to Sabratha 1966
- 10: Slim et al. 2004, 146.
- 11: Hannezo 1890, 445-448.
- 12: Hun verslag, waar dit artikel grotendeels op is gebaseerd, verscheen in 2019.
- 13: Slim et al. 2004, 146.
- 14: Yorke 1967, 24
- 15: De Romeinse provincie waarin Sullecthum lag.
- 16: Foucher 1964, 131.
- 17: Foucher 1964, 145.
- 18: Russell Meiggs 1960, 287.
- 19: Lees ook ‘Exploiteer de woestijn om Rome te verlichten’
- 20: Carandini 1970, 101.
- 21: Gratis voedselvoorzienig (oorspronkelijk meel voor brood) voor de inwoners van Rome.
- 22: Morel 1995, 60.
- 23: Slim 1985, 66..
- 24: Volgens J. Th. Bakker is de M een verkeerde restauratie van een oorspronkelijke N (https://ostia-antica.org/piazzale/p-contents-stationes-frames.htm)
- 25: Meiggs 1960, 287.
- 26: Rougé 1966, 245-268. De privileges begonnen met Claudius en werden versterkt door zijn opvolgers. Ze bestonden voornamelijk uit wettelijke privileges en vrijstellingen van gemeentelijke plichten. De naviculari hadden ook garanties tegen de risico's van de zee.
- 27: Foucher 1970, 17-21.
- 28: https://inp.rnrt.tn/2023/12/15/la-ville-de-salakta
- 29: Foto: Rais67-Wikipedia
- 30: Foucher 1970, 17-21.
- 31: Zevi et Tchernia 1969, 181-182.
- 32: Panella 1973, 463-633.
- 33: Manacorda 1977, 116-227.
- 34: Keay 1984.
- 35: Fentress 2001, 249-268.
- 36: Peacock et al. 1989, 199.
- 37: Bonifay 2004, 471.
- 38: Gibbins 2001, 331.
- 39: Foto: Jim Coates
- 40: Carandini 1970.
- 41: Volgens Ahmed Gadhoum (Sousse 2019) organiseerde A. Tchernia een analyseprogramma op amfoorscherven van type I en II in 1980, (rapport ongepubliceerd).
- 42: Tak van archeologie die natuurwetenschappelijke methodes en technieken toepast om archeologische vondsten te dateren.
- 43: Bonifay 2007, 19
- 44: Jean-Marie Gassend
- 45: Revilla Calvo 2001./li>
- 46: Het opmeten van de topografische hoogte van de zeebodem.
- 47: Slim et al. 2004, 146.
- 48: Pomey 1982, 145-146.
- 49: Foucher 1957, 7-23.