Door Gerard Huissen
Toen ik in 1984 voor de eerste keer Civitvecchia bezocht wist ik hoegenaamd niets over deze stad, 50 km ten noorden van Rome, maar de naam (Oude leefgemeenschap) klonk mij veel belovend in de oren. Helaas bleek het een grote industriële havenstad te zijn. Niet echt aantrekkelijk voor de argeloze toerist. Gelukkig vonden we net buiten de stad. iets wat op een Romeinse opgraving leek. Met de ervaring die ik toen had vermoedde ik dat het hier om restanten van een badcomplex ging, maar helemaal zeker was ik niet. De opgraving stond vrij toegankelijk in het veld en er was geen enkele aanwijzing te vinden die ons vertelde waar we naar stonden te kijken.
Nu, zo’n 32 jaar later, besloot ik Civitavecchia opnieuw te verkennen. In het kader van de net opgerichte stichting ‘Roman Ports’ had ik mij enigszins verdiept in de achtergronden van Civitavecchia.
De haven, gebouwd door Trajanus, bleek een tweeling zusje te zijn geweest van de haven van Portus, compleet met twee pieren en, daar tussen in op een kunstmatig eiland, een vuurtoren. Het reeds genoemde badhuis bleek overigens het grootste nog bestaande bewijs van de aanwezigheid van de Romeinen te zijn. De Latijnse naam van de stad was Centumcellae.
Van een bevriende Belgische professor klassieke talen vernam ik dat er vlak in de buurt een opgraving was van een verlaten plaatsje dat Cencelle heette. Een naam die wel heel veel leek op Centumcellae. Ik besloot, als Cencelle te maken had met Centumcellae, van deze twee opgravingen één verhaal te maken en zowel het badhuis als Cencelle te bezoeken.
Mijn eerste poging liep weer eens op een teleurstelling uit. Ik had een Italiaanse vriend laten informeren naar de openingstijden van het badhuiscomplex. Hij kwam met de mededeling dat het iedere dag van de week geopend was. Mij werd er echter niet bij verteld dat dat gold van 9:30 – 12:30. Daar stond ik dus om 13:15 voor een dichte deur. De opgraving was inmiddels volledig omheind, compleet met een ticketoffice. Twee dagen later een nieuwe poging. Op de opgraving was niemand aanwezig met uitzondering van een man in het kantoortje die de entreekaartjes verkocht. Ik besloot met de deur in huis te vallen.
Om zoveel mogelijk informatie en nieuws over alle ‘Roman Ports’ te krijgen, was het mijns inziens noodzakelijk op elke havenlocatie een gepassioneerde vrijwilliger te vinden die aan ons initiatief wilde meewerken. Ik vroeg derhalve aan de man of hij wellicht iemand kende die bereid was die rol voor Centumcellae op zich te nemen. De man, Luca Seidenari, zei mij dat hij persoonlijk graag wilde meedoen voor Civitavecchia. Hij begon meteen enthousiast te vertellen, haalde er oude geschriften bij en wees mij tevens op de nog aanwezige delen van de oude Romeinse haven van Trajanus. Wat enthousiasme betreft zat het dus wel goed.
Vervolgens gaf hij mij een zeer uitgebreide rondleiding door het badhuiscomplex dat er overigens eerder was dan de haven van Trajanus. Ook met zijn kennis van de lokale oudheden was naar mijn mening niets mis. Kortom de persoon waar ik naar op zoek was. Na de rondleiding wisselden we adressen en namen uit. Ik wees hem op de nieuwe website en de facebookgroep.
Inmiddels was er een vriend van hem binnen gelopen, een archeoloog die kennelijk alles wist van een ander Romeinse haven in de buurt. Ik ben even vergeten welke, maar dat vraag ik Luca wel een andere keer. Ik besloot Cencelle op dit moment te laten voor wat het was en terug te gaan naar Civitavecchia om daar de nog bestaande delen van de oude haven te zien en te fotograferen. Ik nam afscheid van Luca en beloofde hem dit artikel alvorens het te publiceren aan hem toe te zenden. Hij zou het eventueel corrigeren en ook zelf een artikel over het badhuis en Centumcellae schrijven. Daarom geef ik hieronder slechts een korte impressie van mijn bezoek. De echte verhalen krijgt u binnenkort van Luca Seidenari.
DE THERMEN
Het badhuis wordt genoemd ‘de Thermen van Trajanus’ of beter ‘de Terme Taurine (stier)’.
Het complex bestaat eigenlijk uit twee delen; het republikeinse badhuis en het keizerlijke badhuis. Dit zou inhouden dat er al een badhuis was voor de keizertijd en dus de naam Thermen van Trajanus niet geheel de lading dekt.
Het badhuiscomplex, gelegen op een heuvel, is zo’n 5 km verwijderd van het huidige centrum van Civitavecchia. Mijn eerste vraag aan Luca was waarom het badhuis zo ver van de haven aflag. Hij vertelde me dat het badhuis onderdeel was van een stad die er al lang voor de bouw van de haven op deze plaats was en dat het badhuis vlak bij de aanwezige thermaal baden lag. De naam ‘Terme Taurine’ komt van een oude legende, beschreven door de Romeinse dichter Rutilius Claudius Namatianus in 416 na Chr., waarin een stier (de verpersoonlijking van een god) voor een gevecht met zijn poten de grond openkrabde waardoor er een bron met warm, zwavelhoudend water tevoorschijn kwam. Tot op de dag van vandaag heeft de streek nog van deze baden.
Het viel mij meteen op dat het terrein van het badhuiscomplex prachtig onderhouden was. Weinig of geen onkruid en een grasveld als een golfbaan. En dat ondanks de weinige bezoekers (gemiddeld vijf per dag). Luca vertelde mij dat tuinlui van een nabij gelegen terrein dit gratis in hun vrije tijd kwamen verzorgen. Een lovend initiatief dat navolging verdient. Overigens viel ook Luca als vrijwilliger in voor de man die normaliter in het kantoorje zat.
DE HAVEN
Na mijn bezoek aan de thermen begaf ik mij naar de haven. Ook dit bleek een zoektocht te zijn naar het juiste gedeelte. De haven is omgeven door een lange muur waardoor je niet zo maar met je auto naar binnen kunt. Dus te voet.
Na enige keren vragen vond ik uiteindelijk de toren op de noordelijke Romeinse pier, de pier van het lazaret genoemd. Maar wel op een afstand. Tussen mij en de pier waren diverse binnenhavens. Hoe daar te komen? Enkele lokale vissers wezen mij de weg, dacht ik. Na ongeveer 10 minuten lopen werd ik aangehouden door iemand die mij vertelde dat ik me op verboden militair terrein bevond. Hij vertelde dat ik helemaal om moesten rijden naar de passagiersterminal. Daar aangekomen kwam ik natuurlijk niet door de slagbomen. Dan de auto maar weer geparkeerd en uiteindelijk vond ik een openstaand deurtje in de muur en liep daar op goed geluk met mijn cameratas naar binnen, vlak langs zwaar bewapende militairen die overal naar keken, maar gelukkig niet naar mij. Uiteindelijk kwam ik tot aan de pier met het fort.
Daarna vond ik ook nog de darsena, de oude Romeinse binnenhaven voor onderhoud. Deze haven wordt nog steeds gebruikt als ligplaats voor voornamelijk plezierjachten. Ook zag ik daar een minibus waarop stond ‘vrienden van de Romeinse Darsena’. Moet die club toch eens aanschrijven.
CENCELLE
Een week later op zoek naar Cencelle. De naam doet sterk denken aan Centumcellae en het blijkt dus ook een latere verbastering te zijn van de naam van de haven van Trajanus.
Toen de havenstad van Trajanus in de 9e eeuw vanuit zee werd aangevallen door de Saracenen, stichtte Paus Leo IV op 15 augustus 854 een ommuurd toevluchtsoord zo’n 20 km landinwaarts, compleet met uitkijktorens. Alhoewel de paus de stad de naam Leopolis meegaf is deze toch via de geschriften beter bekend geworden onder de naam Centumcellae. De gevluchte inwoners prefereerden kennelijk de naam van hun oorspronkelijk stad. Later werd dit verbasterd tot Centucelle, Cincelle tot Cencelle. Een legende zegt dat de oorspronkelijk bewoners echter al snel weer heimwee hadden en al in 889 de nieuwe stad weer verlieten om terug te keren naar hun ‘Civitas Vetulas’, hun oude stad, zoals ze inmiddels de stad van Trajanus waren gaan noemen.
Civitavecchia was geboren.
Het ligt echter meer voor de hand om te veronderstellen dat ze pas terug gingen toen de stad zo rond het jaar 1000 weer veilig was. En zeker niet alle bewoners. Uit onderzoek bleek dat Cencelle tot in de 15e eeuw bewoond bleef.
In het begin van de 11e eeuw werd boven op de ruïnes van de Romeinse pakhuizen bij de ingang van de darsena een fort gebouwd. De eerste officiële documenten over de wedergeboorte van Civitas Vetulas (Civitvecchia) stammen uit 1072.