Introductie
We gaan het vandaag hebben over een relatief onbekende Romeinse haven in het oostelijk deel van de Turkse Middellandse Zeekust, de haven van Soli ofwel Pompeiopolis. De ruïne van deze stad is enkele jaren geleden weer in de belangstelling komen te staan naar aanleiding van een speciaal onderzoek uitgevoerd in de antieke haven door het project Romacons (Roman Maritime Concrete Study) 1. Maar eerst iets over de geschiedenis van deze nederzetting.
Getuige sporen van bewoning op de berg Yumuktepe zou deze streek al bewoond zijn geweest in het neolithicum. Op een heuvel vlak naast Pompeiopolis is ceramiek gevonden uit ongeveer 1500 voor Chr. Onderzoekers speculeren dat hier de oude havenstad Ellipra lag, die onder controle stond van de Hethieten 2. Er zou hier met name worden gehandeld in hout en metaal dat vlakbij werd gewonnen. Zo rond 700 voor Chr. vestigden zich hier Grieken van het eiland Rhodos en stichtten een kolonie die ze Soli of Soloi noemden. Later kwam de stad onder controle van de Atheners en daarna, in de Hellenistische periode, onder die van het Seleucidische Rijk 3. Soli groeide uit tot een welvarende stad. Toen het Seleucidische Rijk tanende was hadden de steden aan de oostkust veel te lijden van de Parthen en de Arabieren. Ook de stad Soli werd geplunderd en haar inwoners verdreven.
Soli wordt Pompeiopolis (de stad van Pompeius)
De opleving van de stad kwam in 58 voor Chr. met de komst van de Romeinse generaal Pompeius de Grote naar Klein Azië. Hij gebruikte Soli als marinebasis tijdens zijn strijd tegen piraten uit Cilicië 5. Nadat Pompeius deze had verslagen gaf hij ze gratie en vestigden velen van hen zich in Soli. Vanaf dat moment werd de stad bekend onder de naam Pompeiopolis, een eerbetoon aan Pompeius. De stad kreeg een verdedigingsmuur en vele openbare gebouwen en wegen.
In 130 na Chr. werd de stad bezocht door keizer Hadrianus, die geld schonk om de haven uit te breiden. De haven speelde nu een belangrijke rol in de ontwikkeling van Pompeiopolis en was een belangrijke bron van inkomsten.
In 525 na Chr. maakte een aardbeving een einde aan de stad, die totaal werd vernietigd. Van de eens zo belangrijke havenstad staan nog 41 zuilen omhoog langs de hoofdstraat. Drieëndertig van deze zuilen hebben nog een kapiteel. Aan de zuidkant van de straat staan ook nog voetstukken tussen de zuilen, waarop waarschijnlijk beelden van Romeinse keizers of lokale gezagdragers stonden. Naast de 41 zuilen zijn er nog enige restanten van antieke gebouwen, waaronder delen van de havenmuur. Over die haven en vooral over een speciale uitvinding van de Romeinen gaat dit artikel.
Romeins hydraulisch beton
Naar een verslag in Nautical Archaeology 7
De delen van de haven die nog te zien zijn laten een ongebruikelijke manier van het bouwen van havens zien, namelijk stevig hardstenen metselwerk met een kern van hydraulisch beton. Alhoewel de haven gelegen was in een natuurlijke inham, was ze toch grotendeels kunstmatig gebouwd naar een symmetrisch ontwerp. Het vermogen van Romeinse ingenieurs om onder water beton te gieten behoort tot één van de meest opmerkelijke vaardigheden uit de oudheid. Door deze techniek konden havens en andere maritieme infrastructuren efficiënt en economisch worden gebouwd op plaatsen waar dat anders moeilijk of onmogelijk zou zijn geweest. Daarnaast werd dit materiaal zowel in zee als op het vaste land gebruikt als visueel statement van de macht van Rome en van haar vindingrijkheid. De eerste toepassingen van dit hydraulische beton waren in de golf van Pozzuoli in de derde eeuw voor Chr. Tussen de tweede eeuw voor en de tweede eeuw na Chr. werd deze techniek snel verspreid tot in de verste uithoeken van het Middellandse Zeegebied. De laatste fase van de haven van Pompeiopolis werd gebouwd in de hoogtijdagen van deze techniek, ergens tussen het einde van de eerste en het midden van de tweede eeuw na Chr.
Het Romeinse beton voor constructies onder water bestond uit een mengsel van gebluste kalk, pozzolana en een aggregaat (opvulling). Pozzolana was een speciaal soort vulkanische as die vlakbij Puteoli werd gewonnen in de baai van Napels. Het bestond uit deeltjes rijk aan aluminosilicaat (aluminium, silicium en zuurstof), die zo waren gevormd dat ze een relatief groot oppervlak hadden. In water reageren deze deeltjes met de kalk en produceren stevige calciumsilicaat hydraatmoleculen, een soort matrixen die het cement bij elkaar houden, zelfs bij het ontbreken van atmosferische kooldioxide, zoals onder water het geval is. Het aggregaat (caementum) werd toegevoegd om de druksterkte te verhogen en de hoeveelheid mortel te verminderen. Al in 2001 is er een rapport verschenen over het gebruik van dit materiaal in verschillende havens 9. Het onderzoeksteam Romacons kreeg de kans om dit in de praktijk te vergelijken met een haven in Turkije, de haven van Pompeiopolis.
De haven
De haven van Pompeiopolis had twee tegenover elkaar liggende, gebogen pieren, 320 meter lang en ongeveer 23 meter breed. Deze twee dammen lagen 180 meter uiteen en kwamen aan de landzijde bijeen in een halve cirkel. Aan de zeezijde zijn de beide pieren naar binnen gebogen om zo een ingang van de haven te markeren. Het grootste deel van de oostelijke pier is verdwenen en de kustzijde van beide pieren is nu bedekt door slib en zand.
De vorm van de haven van Pompeiopolis werd in de moderne tijd voor het eerst vastgelegd door Sir Francis Beaufort, die tussen 1811 en 1812 de zuidkust van Turkije onderzocht. Alhoewel de toestand van de haven sindsdien sterk is verslechterd kun je toch nog vanuit de lucht de contouren waarnemen. Een deel van de westelijke pier is wonderbaarlijk goed bewaard gebleven. Omdat de wind in deze streken voornamelijk uit het oosten komt is de haven in de loop der eeuwen compleet dichtgeslibd en buiten gebruik geraakt. Beaufort’s schets laat zien dat de situatie in zijn tijd erg leek op die van nu, waarbij driekwart van het bassin aan het land vastzit en zandduinen het grootste deel van de westzijde bedekken.
Van de westpier is nog maar 160 meter zichtbaar en de gebogen uiteinden in zee zijn vervallen tot ruïnes op de zeebodem. Een deel van de westpier is bewaard gebleven omdat het op een natuurlijk rif was gebouwd. De oostpier daarentegen was op zand gebouwd en is dan ook compleet verdwenen.
De havenconstructies
Beide pieren waren aan de buitenzijden ingekapseld door dubbele muren van gemetselde natuursteen. Kruislings op elkaar staande muren op onregelmatige afstand van elkaar verdeelden het gebied tussen de muren in grote boxen die gevuld waren met hydraulisch beton. Het laagste gedeelte van de buitenste muur was 2.8 meter dik en gevormd uit zo goed als uniforme steenblokken met een lengte van 1.6m en een breedte zowel als hoogte van 0.6 meter.
Het nog bewaard gebleven deel van de westelijke pier laat dit goed zien. Alle blokken waren aan elkaar verzekerd door middel van grote vlinderklemmen in het bovenvlak van de stenen. De klemmen zelf zijn niet bewaard gebleven, maar de groeven waarin ze zaten wel: 35 cm lang en 5 cm diep met een verloop in de breedte van 6 tot 3 cm. De grootte van de klemmen doet vermoeden dat ze eerder uit hout dan van ijzer waren gemaakt. De bovenkant van de westelijke pier steekt ongeveer 1.8 meter boven het zeeniveau uit.
In het bestaande deel van deze golfbreker zijn nog vier dwarsmuren zichtbaar. Deze staan op een afstand van 34 m, 30 m en 14 m van elkaar en vormen zo de cellen waarin het beton werd gestort. De cellen werden waarschijnlijk één voor één in zee gebouwd, en zodra er één klaar was werd deze gevuld met beton. Deze manier van werken was niet waterdicht en de compartimenten dreven dan ook naar het zeeoppervlak, waarbij het onderste gedeelte van het beton onder water kwam te liggen. Het bovendeel van elke cel werd dan met een goedkopere soort beton aangevuld en uiteindelijk met stenen platen afgedekt.
Fouten in het gereconstrueerde ontwerp
Beaufort’s ontwerp laat de weg met zuilen zien die ook vandaag de dag nog aanwezig is. Deze loopt op de tekening vanuit het achterland lijnrecht naar het havenbassin. Onderzoek vanuit de lucht en op het land toont echter aan dat de weg helemaal niet een rechte as vormt met de haven, maar zo’n 20 meter naar het oosten is gesitueerd. Dit was kennelijk de bedoeling, maar strookte niet met het symmetrische ontwerp van de haven. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat de nabijgelegen rivier, of een kanaal dat daar naar toe leidde, door de stad naar het havenbassin liep. De zuilengalerij zou dan langs het water hebben gelopen. Bij het onderzoek kwam men erachter dat er inderdaad ooit een rivier, de Mezitli, precies op de plaats van de haven de zee in had gestroomd. Boringen toonden rivierbezinksel aan in de omgeving en mogelijk onder de westelijke golfbreker.
Een munt van Antoninus Pius
Tijdens het onderzoek heeft Romacons ook haar licht laten schijnen op een bronzen munt, geslagen tijdens de regering van Antoninus Pius, waarop de keerzijde de haven van Pompeiopolis staat afgebeeld. De munt was al uitvoerig in 1958 beschreven en geanalyseerd door A. A. Boyce. Ze beschrijft hierin o.a. de mogelijke identificatie van de god die bijna het gehele havenbassin vult. De munt werd gedateerd in 143/144 na Chr., dus 208 jaar na het ontstaan van Pompeiopolis. Boyce suggereerde dat wellicht Hadrianus de haven liet renoveren om het tweehonderdjarige jubileum van de stad te vieren en dat zijn geadopteerde zoon Antoninus Pius de klus afmaakte en de munt liet slaan 15. Beide keizers waren zeer begaan met de maritieme infrastructuur van het rijk en stonden ook bekend als beschermheer van havens.
Naast de tekst en de zittende godheid zien we veel van de gebouwen die vroeger op de pieren stonden en waarvan niets is overgebleven. C14-analyse van een stukje hout dat bij een grondboring naar boven is gekomen geeft een datum tussen 147 en 148 na Chr., hetgeen overeenkomt met de renovatiedatum tijdens de regering van Hadrianus en Antoninus Pius, en niet met de tijd dat Pompeius de stad die naar hem werd vernoemd stichtte.
Overigens, dat de bouw van een haven door de ene keizer werd begonnen en door zijn opvolger afgemaakt was niet uniek. Ook de bouw van Rome’s eigen haven, Portus, startte onder de regering van Claudius (41-54 na Chr.) en werd voltooid, getuige een speciale munt, door zijn opvolger Nero. De haven was kennelijk al in gebruik voor de munt werd geslagen in 64 na Chr., al waren nog niet alle gebouwen rond de haven klaar, of de munt werd geslagen na reparaties die Nero uitvoerde na de zware aardbeving van 62 na Chr. waarbij 200 schepen alsnog binnen de haven zonken.
Aangezien er klaarblijkelijk een rivier uitkwam in het bassin is het zeer goed mogelijk dat de figuur op de keerzijde van de munt een personificatie is van een lokale riviergod. Ook Portunus (een god geassocieerd met de haven zelf) en Oceanus (de god van de zee) komen in aanmerking. Of zelfs alle drie tegelijk. Als dat laatste het geval zou zijn, dan toont deze munt goed de rol die deze haven vulde als maritieme gateway voor de welvarende regio.
Boyce identificeerde ook de constructie op het uiteinde van de westelijke pier op de munt als een vuurtoren. Alhoewel daar niets van teruggevonden is kan dat heel goed mogelijk zijn geweest. Een andere mogelijkheid die Boyce opperde was die van een altaar. Er zijn echter geen andere gevallen van altaren op zo’n plaats bekend. Daarnaast suggereerde zij dat een serie op vaten lijkende objecten die op de twee verdiepingen hoge gebouwen op de pier staan afgebeeld mogelijkerwijs vuurkorven waren die de schepen als bakens moesten binnenleiden tijdens slecht weer. Zulke vuurbakens zouden echter moeilijk te onderhouden zijn bij slecht weer en overbodig als er al een vuurtoren was. Schepen die niet bekend waren met deze haven zouden zeker bij slecht weer niet onder zeil de haven binnenvaren. Waarschijnlijk werden ze door lokale roeiboten binnengeleid en aangemeerd. Van deze bakens is overigens niets teruggevonden en ook van de constructie waar ze op stonden ontbreekt helaas elk spoor. Boyce noteerde nog een ander detail op de munt. Tussen de buitenste twee 'vuurbakens' op de oostelijke pier meende zij een veerachtig object te zien, dat zij interpreteerde als een zeil waarop men de windrichting en windkracht kon aflezen.
Beaufort versus de munt van Antoninus Pius
Op de muntafbeelding ontbreken twee elementen die wel door Beaufort zijn afgebeeld. Het eerste element is het voetstuk van een standbeeld middenin het achterste deel van het bassin. Dit komt niet voor op de munt. Was dit, net als de zuilengalerij, weer een verkeerde interpretatie van Beaufort, was het voetstuk pas gebouwd nadat de munt geslagen was, of was het beeld niet belangrijk genoeg om af te beelden? We weten het niet. De locatie ligt nu onder aarde verborgen. Een tweede verschil is de doorgang in de oostelijke pier, die Beaufort wel heeft getekend, maar die ook niet op de munt is weergegeven. Volgens Beaufort gaat het hier om een sluis waardoor water van oost naar west met de stroming het bassin in kon vloeien om zo verzilting tegen te gaan. Voor zekerheid over deze twee verschillen zullen we moeten wachten op verder onderzoek beneden het dichtgeslibde bassin.
Notes- 1: Klik hier voor het hele artikel van Romancons.
- 2: Hethieten waren afstammelingen van Heth (achterkleinzoon van Noach). Zij bezaten in de 14de tot de 12de eeuw vóór Chr. in Klein-Azië en Syrië een machtig rijk, machtiger dan Egypte en Babylonië.
- 3: Het Seleucidische Rijk of Seleukidische Rijk (Oudgrieks: Ἀρχή Σελεύκεια / Arche Seleúkeia) was de grootste opvolgersstaat van het Macedonische Rijk van Alexander de Grote in het Nabije Oosten van 311 tot 63 v.Chr.
- 4: Foto 2: het beeld bevindt zich in het Louvre, Parijs. Auteur: Alphanidon.
- 5: Cilicië: streek in het hedendaagse zuidoost Turkije.
- 6: Foto 3: Mersin Haber Imece.
- 7: Christopher Brandon, Robert L. Hohlfelder, John Peter Oleson and Nicholas Rauh, "Geology, Materials, and the Design of the Roman Harbour of Soli-Pompeiopolis, Turkey: the ROMACONS field campaign of August 2009", Nautical Archaeology 39.2 (2010), 390-398.
- 8: C. Brandon.
- 9: Brandon, Hohlfelder and Oleson: the Roman Maritime Concrete Study (ROMACONS), 2001.
- 10: Foto 5: Prof. Remzi Yağci.
- 11: Beaufort 1817, 240.
- 12: Foto 12: Romacons.
- 13: C. Brandon.
- 14: Bronzen munt van Antoninus Pius, keerzijde (American Numismatic Society).
- 15: Boyle baseert deze veronderstelling op de tekst: na het woord poleiton (bevolking) staan de letters theta en sigma.