17 May 2017

Een buitenhuis aan zee

House with a view licht

"Miraris cur me Laurentinum vel - si ita mavis - Laurens meum tanto opere delectet; desines mirari, cum cognoveris gratiam villae, opportunitatem loci, litoris spatium".
"Je vraagt verwonderd waarom mijn Laurentijnse (of zo je wilt, Laurentiaanse) landgoed mij zo kolossaal bevalt. Die verwondering verdwijnt zodra je details hoort: het elegante pand, de gunstige ligging, de kust met al die ruimte".

Aldus de beschrijving van zijn buitenhuis door een welgestelde Romein uit de eerste eeuw AD 1. En niet de eerste de beste Romein. Het is het begin van een brief die Plinius de Jongere schreef aan zijn vriend Gallus. Gaius Plinius Caecilius Secundus (61-113 AD) was o.a. bevriend met Tacitus, en keizerlijk magistraat onder Trajanus (zie het artikel ‘Centumcellae, haven van Trajanus’). Derhalve verbleef hij vaak in Rome, maar had niet de behoefte om langer dan noodzakelijk in die stad, of welke andere stad dan ook, te verblijven. Steden waar vuil, drukte en de stank vaak ondragelijk waren. En als je verwachtte dat de nacht daar een einde aan zou maken, dan kwam je bedrogen uit.
Fig. 1: Diverse villa's ten zuiden van Ostia 3
Wegens een decreet van Julius Caesar 2 was het verboden om overdag goederen aan te leveren, en dat zorgde dat het ook ’s nachts een kabaal van jewelste was. Plinius had dan ook, net als de meeste vermogende Romeinen, één of meerdere landhuizen. Als hij in Rome moest zijn verbleef hij vaak in zijn landhuis aan de kust, ten zuiden van de havenstad Ostia, in Laurentum. Hij was niet de enige, want het wemelde aan de kust van de buitenhuizen (zie fig. 1). Het is overigens wel één van de weinige nog bestaande teksten over het Romeinse landhuis.
Zijn brief wordt vervolgd met een routebeschrijving naar zijn huis:
"Het geheel ligt op zeventien mijl van Rome. Zo kun je dus na gedane zaken, als je dag al klaar is en afgerond, daar vertoeven. En er is meer dan één toegangsweg. Zowel de Via Laurentina als de Via Ostiensis voeren erheen, zij het dat je op de Laurentina eraf moet bij de veertiende mijlsteen en op de Ostiensis bij de elfde. Aan beide kanten kom je vervolgens op een deels zandig pad. Een beetje moeizaam en lang in een tweespan, maar kort en vlotjes te paard. Gevarieerd uitzicht links en rechts: soms wordt de weg smaller als er bossen komen, dan weer gaat het door uitgestrekte weiden en waaiert hij breed uit. Veel schapenkudden en tal van kudden paarden en runderen, uit de bergen verdreven door de winter, glanzend in het groen en de milde lentelucht.
Fig. 2: De geoarcheologe Tonnie Huijzendveld lopend over het
antieke strand ten zuiden van Ostia - rechts van haar begon de zee

Nu wil het geval dat er goed bewaarde ruïnes zijn van een Romeinse villa even ten zuiden van Ostia in het natuurgebied dat nu bekend staat als Castel Fusano. Deze villa, Villa della Palombara genoemd, werd jarenlang gezien als de villa van Plinius. Wetenschappers hebben echter kunnen aantonen dat deze villa te veel afwijkt van de beschrijving van Plinius. De eigenlijke villa zou, volgens Eugenia Salza Ricotti, een italiaanse onderzoekster van klassieke architectuur, iets zuidelijker gelegen hebben op een plaats die nu La Grotta di Piastra wordt genoemd. Niettemin willen we hier Villa della Palombara beschrijven, ook omdat deze villa, vlakbij Ostia gelegen, bezocht kan worden en een goed voorbeeld geeft van de omvang en luxe van een buitenhuis aan zee zoals de villa van Plinius.

Villa della Palombara

Fig. 3: De Villa della Palombara is tegenwoordig omgeven door bossen
toegankelijk voor het publiek

De villa, die op enkele meters van de beroemde Via Severiana ligt, dankt haar naam aan de aanwezigheid van een grote eik in dit gebied, dat in de 19e eeuw gebruikt werd voor de jacht op wilde duiven (palombi). De vroegste opgravingen dateren uit de eerste helft van de 18e eeuw. Professor Antonio Maria Colini, die in het midden van de 19e eeuw nieuwe opgravingen verrichtte, schreef de villa toe aan de beroemde Romeinse redenaar Quintus Hortensio Hortalus (114 -50 voor Chr.) De meest recente opgravingen (1989-2008) laten zes verschillende bouwfases zien vanaf de late republiek tot aan het midden van het keizerrijk 4.

plattegrond villa
Plattegrond van de villa
Fig. 4: Peristylum met boog en basin uit de vijfde fase

De eerste fase (eerste helft 1e eeuw voor Chr. – begin 1e eeuw na Chr.)
De villa, met de hoofdingang aan de zuidwest zijde, keek uit over de kustlijn. Vanaf twee torens (D2 en D3) had je een prachtig uitzicht over zee. Achter de torens kwam meteen het woongedeelte. Links daarvan bevindt zich het peristylium, een grote vierkante binnenplaats met rondom een zuilengalerij (A). Via deze ruimte had men toegang tot het strand, waarschijnlijk via een voorportaal met een grote boog die nu niet meer zichtbaar is. Aan de zijde er tegenover werd de zuilengalerij onderbroken door nog zo’n boog. De huidige boog is een reconstructie uit de vijftiger jaren van de vorige eeuw gemaakt door professor Antonio Colini.

Fig 5: De achterzijde van de boog met het triclinium er voor

De laatstgenoemde boog gaf toegang tot het triclinium A1 (eetzaal met aan drie zijden aanligbanken). Deze ruimte had een zwart-witte mozaïekvloer. Onder deze vloer is een tweede vloer gevonden met een klein waterbekken, dat in verbinding stond met een kanaal. Wellicht was dit oorspronkelijk een atrium en het bekken een soort impluvium waarin het regenwater werd opgevangen. De binnenplaats A had een dubbele rij wit gepleisterde bakstenen zuilen die het dak ondersteunden. De onderzijde van de muren binnen de galerij was waarschijnlijk rood geverfd en de bovenzijde gedecoreerd met plantmotieven. Aan de oostzijde van de galerij bevond zich een verhoogde kamer met uitzicht naar het achterland (A2). Deze was waarschijnlijk bereikbaar via een trap. In de westelijke hoek van de galerij vinden we enkele kleine kamertjes (A3) die wellicht bestemd waren voor het personeel.

Fig. 6: Ruimte B tijdens de laatste campagne
(foto Inst. Poligrafico e Zecca dello stato)

Een tweede ingang van de villa bevond zich oorspronkelijk aan de noordzijde, waar later een ruimte met een zuilengalerij werd gebouwd (B). Deze werd pas ontdekt tijdens de laatste opgravingscampagne. In de korte muur aan de noordoostzijde was een deur met deurposten van blokken tufsteen. Naast ruimte B loopt een gang met verschillende kleine rechthoekige vertrekjes die, door de aanwezigheid van grote bomen, slechts deels konden worden onderzocht. Deze kamertjes (C) vormden in de eerste bouwfase de noordoostgrens van de villa. In het verlengde van deze gang met kamertjes zijn tijdens de laatste campagne nog enkele grotere kamers gevonden, waarvan er één voorzien was van zuilen, wellicht een doorgangskamer met een atrium (5). Uit de overblijfselen van de kamertjes is af te leiden dat verschillende een tweede verdieping hadden. De onderste kamers hadden een vloer van samengestampte aarde, terwijl de vloeren op de tweede verdieping van mozaïek waren voorzien. De kamertjes bevatten delen van een ingestorte mozaïekvloer. De benedenkamers waren klaarblijkelijk voor de bedienden, terwijl de bovenkamers door de familie werd gebruikt.

Fig. 7: Kamertjes (C), plattegrond 5

Ten zuidoosten van de rij kamertjes is een cisterne (een wateropslagplaats) van twee verdiepingen gevonden (C1). Ten zuiden van de de cisterne en de kamertjes bevond zich het woongedeelte (D), dat waarschijnlijk tegen een natuurlijk duin was gebouwd. Het woongedeelte werd aan drie zijden omgeven door een gang gevormd door een overdekte zuilengalerij. Professor Colini vond tijdens zijn campagne hier een stukje vloer in ‘opus sectile’ (gemaakt van stukken marmer) dat wellicht van de bovenverdieping omlaag was gevallen.

Fig. 8: De basis van toren D3 met de ingestorte bovenverdieping
((foto Inst. Poligrafico e Zecca dello stato)

Tijdens diezelfde campagne vond hij in het noorden een doorgang, waarschijnlijk uit de tweede bouwfase, die toegang gaf tot hof C2, dat de kamers van C verbond met de overdekte zuilengalerij en het woongedeelte. In de oosthoek van de zuilengalerij D1 zijn sporen gevonden van een trap naar de eerste verdieping. Deze gaf waarschijnlijk toegang tot de cubicula (slaapkamers). Het is mogelijk dat er op de tweede verdieping aan de zeekant een galerij of een balkon was dat bereikbaar was vanuit de twee torens D2 en D3. Aan de hand van zuilfragmenten vermoedt men dat ook de zuidoostmuur en de noordwestmuur voorzien waren van een galerij.

De tweede fase (Julisch-Claudisch, 14-68 na Chr.)
In deze periode wordt er een muur aan drie zijden om de villa opgetrokken uit opus incertum (kleine tufsteenblokken). De kant naar de zee toe blijft open. Achter de ruimte A1 komt een grote ingang (E1) tot het complex van circa 20 meter. De ingang die voorheen waarschijnlijk in ruimte B zat wordt afgesloten. Aan de noordzijde van B wordt een nieuw stuk land van 105 x 85 meter, dat waarschijnlijk bedoeld is als viridarium (tuin, park), ommuurd. Eén van de ingangen van deze tuin (2,50 meter breed) is teruggevonden in de zuidwesthoek.

Sector B heeft door deze ommuring vele wijzigingen moeten doorstaan. Zo kwamen er nieuwe scheidingsmuren en een grote vierkante stenen bank. Ook kunnen we nu nog delen zien van de nieuwe vloer. In deze ruimte zijn nog enige amforen gevonden waarin voedsel werd bewaard. Mede door andere vondsten kan worden gesteld dat deze ruimte tijdens de tweede periode als keuken werd gebruikt (zie fig 6).

De derde fase (2e helft eerste eeuw na Chr.)
De uitbreiding betreft hier de noordoostzijde van het complex.

Fig. 9: De kamertjes F, plattegrond 6

Tijdens de laatste campagne is hier een gebouw in opus reticulatum 7 ontdekt (F) dat onderdak bod aan het personeel. Het gebouw bestaat uit zeven identieke kleine ruimtes. Elke ruimte bestond uit twee kamertjes die niet direct in verbinding met elkaar stonden, maar via een gang bereikbaar waren. Iets ten noorden van deze kamertjes werd een kanaal blootgelegd dat was geconstrueerd uit damwanden en een met tegels bedekt cementen afvoerkanaal. Dit kanaal transporteerde waarschijnlijk het regenwater, of was aangesloten op het watersysteem van cisterne C1. Door een stempel op enkele van de afdektegels kunnen we dit kanaal dateren in het midden van de eerste eeuw na Chr. Andere structuren uit deze periode vinden we aan de zuidoostzijde (H). De juiste interpretatie van deze gebouwen is niet duidelijk.

Fig. 10: De oven waarin een ketel voor het water stond

Door de aanwezigheid van opus reticulatum in combinatie met baksteen gaat men er van uit dat ook de structuur L, door Colini opgegraven aan de westzijde, uit deze periode stamt. Men komt in een vierkante ruimte met aan de noordzijde een ronde constructie: een praefurnium (oven) of eventueel visreservoir.

 De vierde fase (tijdperk Trajanus-Hadrianus, 98-138 na Chr.)
In deze fase werd het terrein wederom uitgebreid, deze keer met ongeveer een halve hectare aan de noordwestzijde van de villa. Deze ruimte (G) werd ommuurd. Ook aan de zuidzijde komt een muur (G1) en zelfs aan de kant van het strand. In dezelfde fase werden er om de vijf meter zuilen in opus vittatum (lagen tufsteen horizontaal afgewisseld met lagen baksteen) geplaatst langs de westmuur van het viridarium (E). Ook langs de andere muren van de omheining zijn sporen van dezelfde zuilen gevonden.

De vijfde fase (tijdperk Hadrianus-Antoninus Pius, 130-192 AD)
Tijdens deze fase werd het badhuis (I) gebouwd of herbouwd. Het complex ligt als een paviljoen aan de zuidwestkant van het peristylium. De constructies zijn lastig te interpreteren, omdat Colini weinig opgravingsdata heeft nagelaten en de muren in de vorige eeuw vele malen zijn gerestaureerd. Om deze reden is het ook moeilijk om de juiste datering vast te stellen. Binnenin het badcomplex zijn structuren te zien van opus mixtum (combinatie van opus reticulatum en baksteen). Deze zijn goed te plaatsen binnen deze bouwfase.

Fig. 11. Het badcomplex met links het peristylium en de entree-trap

De ingang tot het badhuis bevond zich in de westhoek van de zuilengalerij en was bereikbaar via een trap (geheel gerestaureerd), waardoor een hoogteverschil met de omzuilde tuin van circa 1 meter werd opgevangen.

Fig. 12: Het apodyterium

Via de trap kom je bij een kleine ingang en vandaar in het apodyterium (omkleedruimte), dat geplaveid was met een mozaïek van de overwinning op de zee door Neptunus, voortgetrokken in een wagen met twee zeepaarden. Rond de wagen zien we een parade van zeedieren. Bovenin zijn twee muzikanten afgebeeld, een vrouw met een sistrum en een man met een fluit. Aan de andere kant zien we een vrouw met een vissenstaart. Net als in de tegenovergestelde zijde moeten hier ook een tweede figgur afgebeeld zijn geweest. Het mozaïek doet sterk denken aan het grote mozaïek uit de Termen van Neptunus in Ostia (139 AD).

Fig. 13: Het mozaïek van het apodyterium
Fig. 14: Het badcomplex (naar een tekening van N. Saviane)

Aan de noordoostzijde van de vestibule vinden we twee kleine ruimtes die wellicht als omkleedruimten bij de vestibule hoorden. De eerste van de twee kamers was geplaveid met een mozaïek dat helaas niet meer te zien is. Via de vestibule kom je in het frigidarium (koudwaterbad), dat aan de noordoostzijde is uitgerust met een halfrond bassin, en aan de noordwestzijde met drie rechthoekige bassins. Zowel het halfronde bassin als het middelste rechthoekige bassin betrad men via een met wit marmer beklede trede.
Via het frigidarium kon men het tepidarium (lauwwaterbad) betreden, waarin bijna over de hele ruimte een groot rechthoekig bassin was gebouwd (3.30m x 6.50 m). Je betrad dit bassin via drie treden aan de noordoostzijde.
Aan de zuidoost zijde van het tepidarium vind je het caldarium (warmwaterbad), een ronde ruimte die betreden werd via twee halfronde treden. De ruimte werd verwarmd via terracotta buizen in de wanden, die in direkte verbinding stonden met het praefurnium (de stookruimte) aan de zuidoostzijde. Buiten, vlakbij het praefurnium, bevindt zich een kleine ruimte van 1 m 2 met de opening naar voren waarin zich een ketel bevond (fig. 10). In deze ketel werd water via loden of bakstenen leidingen vanuit de cisterne aangevoerd en, eventueel verwarmd via het praefurnium, naar de diverse baden getransporteerd. De twee ruimten ten noorden en ten westen van het frigidarium werden waarschijnlijk gebruikt voor massages.

Fig. 15: De cisterne langs de noordwestzijde van het peristylium

Verder werden er tijdens deze fase diverse rechthoekige ruimten geplaatst tegen de noordwestmuur van het peristylium, waaronder een grote cisterne en zes steunberen aan de andere zijde. In het midden van de binnenplaats (A) kwam een bakstenen fontein en tussen de binnenste rij zuilen werd een balustrade gemetseld. De ruimte aan de noordwestzijde had een trap naar de bovenverdieping. Tijdens de laatste campagne is aan de zuidoostzijde van de villa een waterput (H) gevonden die uit deze fase afkomstig is. De structuur bestaat uit een vierkant bakstenen reservoir (5.80 x 1.80) met een cementen vloer en voorzien van een afvoerbuis aan de zuidoostmuur. De noordoostzijde van de put heeft een afwijkende muur van 90 cm hoog en is opgebouwd in opus reticulatum waarin een grote bakstenen boog is verwerkt met daarnaast twee kleine bakstenen bogen.

De zesde fase (Severisch, 193-235 AD)
In deze laatste fase is er een serie kleine veranderingen aan de villa toegebracht. Het badhuis blijkt nogal wat veranderingen te hebben ondergaan. Ook de waterput (H) werd gerestaureerd in opus vittatum. Ten noordoosten van de put is een constructie ontdekt met een aardewerk bekken (H2). Dit bekken staat in verbinding met een kanaal dat richting noordwest-zuidoost loopt. Het kanaal bevindt zich in slechte staat en het gebruik van dit kanaal is niet met zekerheid vast te stellen. Een andere aanpassing was een constructie in opus reticulatum in het viridarium, parallel aan de noordwestmuur, de noordoostmuur en de zuidoostmuur, teneinde een gang te creëren met een lengte van ongeveer 4,50 meter. Ook kwam er een nieuwe rechthoekige ruimte (E2) langs de zuidoostmuur van de villa, precies in de hoek van de ommuring.

Fig. 16: Restanten aan de zuidoostzijde van de villa

Wellicht kun je je na de beschrijving van zo’n grote villa aan zee, met alle comfort, bedienden, slaven, en een eigen bad complex, voorstellen hoe het in de stilte van de natuur, ver weg van de drukke stad, een verademing was voor de welgestelden van die tijd. Plinius eindigt zijn betoog als volgt:
"Iustisne de causis iam tibi videor incolere inhabitare diligere secessum? quem tu nimis urbanus es nisi concupiscis. Atque utinam concupiscas! ut tot tantisque dotibus villulae nostrae maxima commendatio ex tuo contubernio accedat. Vale."
"Zeg me nu, heb ik geen goede reden om te leven in, te wonen in, en te houden van zo’n buitenhuis? En als je dat niet aantrekkelijk vindt dan moet je wel dodelijk verknocht zijn aan de stad. Ik zou slechts wensen dat je genegen bent me hier te komen opzoeken. Tot ziens."


  • Noten
  • 1: Klik hier voor de gehele brief van Plinius aan Gallus in Latijn met Engelse vertaling.
  • 2: Jérôme Carcopino: "La vie quotidienne à Rome à l'apogée de l'Empire", Librairie Hachette, Paris, 1987.
  • 3: Carta degli insediamenti del litorale laurentino da Lanciani 1903, cit. a nota 5, tav. XIII, fig. 3.
  • 4: Dit verslag en de beschrijving van de Villa della Palombara is een uittreksel van "La Villa della Palombara (cd. Villa di Plinio) a Castelfusano (Ostia). Nuovi dati dalle campagne di scavo 2007-2008", van Stefano Buonaguro, Carmelina Camardo en Nicoletta Saviane. Klik hier voor het gehele verslag.
  • 5: Fig. 7: naar een compositietekening van E. Civitelli.
  • 6: Fig. 9: naar een compositietekening van S. Buonaguro.
  • 7: Opus reticulatum: kleine, in diamantvorm geplaatste, tufsteentjes.

Waardeert u ons werk?

Wordt lid van Roman Ports en ontvang het boek of doe een donatie!

Wordt lid en steun ons
Recente artikelen & projecten

De teruggevonden vloot van Pisa

De teruggevonden vloot van Pisa

 

In 1998 werd bij toeval een ongelooflijk archeologisch erfgoed ontdekt in de buurt van het station Pisa San Rossore....

Lees meer...

Leptiminus

Leptiminus

Op de plaats van het huidige Lamta aan de oostkust van Tunesië lag al in de oudheid een havenstad met de naam Leptis Minor ....

Lees meer...

Romeins Zeehandelsrecht

Romeins Zeehandelsrecht

 

Het Romeinse recht is het fraaiste monument dat Rome aan West-Europa heeft nagelaten....

Lees meer...

Sullecthum (Salakta)

Sullecthum (Salakta)

In de Sahel, in de Tunesische provincie Madhia vinden we aan zee het kleine stadje Salakta....

Lees meer...

Colonia Julia ad Turrem Libisonis

Colonia Julia ad Turrem Libisonis

.....waarschijnlijk gesticht door Julius Ceasar in het noord-westen van Sardinië.

Lees meer...
Laatste nieuws

About Roman Ports

Amor and PsycheWe are committed to providing versions of our articles and interviews in several languages, but our first language is English.

Please become a member of the Facebook group, which is our main communication platform. There you can learn about upcoming events and items of interest, post your own photos, or share any stories or general questions you may have.

If you have specific questions about our organisation, questions about financial issues, if you would like to assist in the production of our online magazine, or if you have specific requests or ideas for content, use our contactform below. You can contact us in any language!