Voorwoord door Gerard Huissen
In juli 2016 ontmoette ik Luca Seidenari, één van de meest actieve medewerkers van ons magazine, bij de TermeTaurine in Civitavecchia (zie artikel ‘Op zoek naar Centumcellae’). Toen ik daar met hem in gesprek was kwam er een vriend van hem binnen die werd voorgesteld als de medewerker van een ander belangrijke oude Romeinse haven in de buurt. Dit jaar besloot ik daar eens een kijkje te gaan nemen.
Nou zijn niet alle ‘Romeinse havens’ even spectaculair, en deze was dat zeker niet, maar toch riep de locatie een oude herinnering bij mij op. De trouwe lezer van ons magazine herinnert zich ongetwijfeld de film die we in 1992 maakten over Alberino Vicarii in Ostia. De film ‘Ostia, de stad achter een stad’ was bedoeld als een pilot voor een serie van mondaine badplaatsen waarachter zich vaak nog een historische equivalent bevond. Dit plaatsje waar ik nu naar toe werd gebracht, Santa Severa, had heel mooi gepast in deze serie, die er overigens nooit is gekomen.
Wat ik zag leek allesbehalve op een Romeinse haven. Ik kwam in een middeleeuws kasteel terecht waar het in en om wemelde van honderden badgasten in zwembroek of bikini, die na een verfrissing te hebben gescoord zich weer snel naar het strand begaven om zich aldaar te verkoelen in wat dus ooit een ‘Romeinse’ haven moest zijn geweest.
Vanaf de toren van het kasteel omlaag kijkende zagen we inderdaad onder water de contouren van twee pieren met daar tussenin het kanaal waarin de schepen de haven binnenvoeren. In het kasteel bevindt zich overigens een alleraardigst museum gespecialiseerd in maritieme historisch onderzoek van deze kuststreek. Luca zal jullie de geschiedenis vertellen van dit typische ‘Stad achter een stad’ verhaal.
PYRGI EN DE BURCHT VAN SANTA SEVERA
Door Luca Seidenari
De oorsprong
De oudste bewoning in deze streek gaat terug tot in het Neolithicum. Het bewijs hiervoor wordt geleverd door archeologische vondsten van een nederzetting uit 4000 voor Chr.
De vondsten hadden betrekking op de overblijfselen van hutten, potscherven en instrumenten gemaakt van obsidiaan, een vulkanische glazen steensoort die gedolven werd in mijnen op bepaalde eilanden in het zuiden van Italië. Dit bewijst dan meteen dat er al in die tijd handel over zee werd gedreven en er contacten waren met de bevolking uit andere Middellandse Zee regio’s. De streek van Santa Severa nam kennelijk een prominente positie in bij de commerciële routes over de Middellandse en Tyrreense Zee.
Etruskische periode
In deze periode behoorde de streek bij het machtige Cerveteri (Caere), dat de centrale Tyrreense Zee beheerste met drie havens waaronder de belangrijkste, Pyrgi, het huidige Santa Severa. Pyrgi was een belangrijke centrum voor commerciële handel, speciaal met Griekenland en het Midden Oosten. Rond de haven ontstond een stad van zo’n 10 acre (0,04 km2). De Grieken noemde de stad Pyrgoi (de torens), de Romeinen Pyrgi. De Etruskische naam voor de stad is tot op de dag van vandaag onbekend gebleven.
Vlak buiten de stad stond het meest luisterrijke heiligdom van zuidelijk Etrurië. Het was zo beroemd en kostbaar dat het in 384 voor Chr. een aanval van piraten uit Syracuse onder leiding van Dionysius I te verduren kreeg. Oude bronnen vertellen dat deze plundering zeer lonend was, een rijke buit aan goud en zilver.
Het heiligdom bestond uit twee hoofdtempels (A + B): de ene gewijd aan de god Uni (de Romeinse Juno), en de andere aan Thesan, de godin van het ochtendgloren, synoniem met de Griekse godin Leucothea, beschermster bij geboortes maar ook van de zeevaart en zeelui.
De dakbalken van de tempels waren rijk gedecoreerd. Het hoog reliëf dat op de eerste tempel twee episodes uit de mythe van de “zeven tegen Thebe” verbeeldde wordt beschouwd als een topstuk van Etruskisch modelleerwerk.
Tussen de twee tempels bevond zich een gebied (C genoemd) dat gewijd was aan de cultus van Tinia, godheid van de onderwereld. Hier werd onder meer een altaar gevonden met in het midden een gat dat in verbinding stond met een ondergrondse grot.
Het zuidelijke gedeelte van het heiligdom was gewijd aan de cultus van Suri (Apollo) en Cabatha (Persephone). Onder de objecten die in de heilige ruimte C zijn gevonden behoren twee beroemde gouden plakken. De plakken worden gezien als een van de meest sensationele archeologische ontdekkingen in Italië na de tweede wereldoorlog. Op de twee plakken, die dateren uit de vijfde eeuw voor Chr., staan teksten in het Etruskisch met daarbij een vertaling in het Fenicisch. Deze teksten hebben ons een stukje dichter bij de ontcijfering van de Etruskische taal gebracht.
Romeinse periode
In de derde eeuw voor Chr. namen de Romeinen het gebied van Caere in na het verslagen te hebben, en vestigden hier een maritieme kolonie (ca. 264 BC) als vervanging van de bestaande nederzetting.
Restanten van de enorme muur die er omheen liep zijn ook vandaag nog zichtbaar. Er waren vier stadspoorten en de muren omsloten een rechthoekig stuk grond van ongeveer vijf hectare, waarvan slechts een kwart ook echt werd ingenomen door het dorp zelf. Tegelijkertijd werd de haven vernieuwd en de Via Aurelia, de kustweg van Rome naar het Noorden, aangelegd om de nieuwe fortificaties langs de kust ten noorden van Rome met elkaar te verbinden. Dit alles met het oog op de eerste Punische oorlog.
Aan het einde van de republikeinse tijd nam de militaire functie van de kolonie af en werd de streek langs de kust overgenomen door de weelderige villa’s van rustzoekende welgestelde Romeinen.
De burcht
Het oudste geschreven document over de middeleeuwse vesting gaat terug tot het jaar 1068. Hierin wordt de gift beschreven die graaf Gerard van Galeria deed aan de Abdij van Faefa. In het document wordt gesproken over 'Civitas Sanctae Severae', met al haar bezittingen, inclusief de burcht, de kerk van Sint Severa en de haven. Dat laat zien dat de naam van de plaats inmiddels was veranderd tijdens de middeleeuwen door het martelaarschap van de lokale heilige van deze streek.
Het verhaal gaat dat aan het eind van de derde eeuw, gedurende de regering van Maximianus en Diocletianus, vlak naast het strand van Pyrgi een jong meisje tijdens de christenvervolging de martelaarsdood was gestorven.
Na verschillende eigenaren, waaronder het klooster van St. Paulus en de gefortuneerde families Venturini, Tiniosi en Anquillara, kwam de burcht in 1482 in handen van de religieuze orde van de Heilige Geest, die het vijf eeuwen lang in bezit had. Gedurende deze lange periode werd het dorp gebruikt als een grote boerderij voor de productie van levensmiddelen t.b.v. het hospitaal van de Heilige Geest in Rome.
Tegenwoordig is de regio Lazio eigenaar van het complex, dat o.a. enige interessante musea huisvest waaronder het Museum van de Zee (zie foto’s beneden)