Voorwoord
In ons artikel ‘Marmer voor Rome’ vertelden we iets over de aanvoer van het marmer dat vanaf diverse marmergroeven naar Rome werd getransporteerd en over de problemen en bijhorende oplossingen die zich voordeden bij het vervoer en het verwerken van deze zware ladingen.
Natuurlijk gold dit niet alleen voor Rome. Zoals bekend probeerden de Romeinen elke belangrijke stad in de veroverde gebieden om te bouwen tot een ‘Klein Rome’. De steden werden al snel bevolkt door Romeinse staatburgers die, net als hun gelijken in Rome, ook recht hadden op luxe voorzieningen zoals tempels, badhuizen, villa’s en theaters. Dus moest ook daar gebouwd worden; en vooral met marmer. Grote met marmer geladen schepen voeren niet alleen naar Rome, maar naar alle uithoeken van het Romeinse Rijk. Zo ook naar Italica1, de stad die speciaal voor de Romeinse veteranen uit de tweede Punische oorlog was gesticht op het Iberische schiereiland.
Over het gebruik van zowel geïmporteerd marmer als van lokaal marmer in Italica en de rol van de haven hierbij gaat dit artikel van Eric Taylor.
HET GEBRUIK VAN MARMER IN ITALICA
Een verslag van Eric Taylor
Volgens de Griekse historicus Appianus van Alexandrië2, werd de Romeinse stad Italica in het jaar 206 v. Chr. gesticht door Publius Cornelius Scipio. Het was de eerste stad op het Iberisch schiereiland die door de Romeinen werd gebouwd.
Italica, met een oud, republikeins gedeelte (Urbs Vetus) en een nieuw deel uit de tijd van Hadrianus (Urbs Nova), ligt momenteel begraven onder de moderne stad Santiponce. Opgravingen in de Romeinse stad dateren reeds uit de achttiende eeuw en zijn nog steeds aan de gang. We weten dat keizer Augustus een uitgebreid bouwprogramma in de oude stad startte met onder meer de bouw van een groot amfitheater en ook de keizers Trajanus en Hadrianus, beiden geboren in Italica, verfraaiden de stad met openbare gebouwen en tempels.
Het benodigde marmer hiervoor kwam van overal uit het Romeinse Rijk maar ook uit het Iberisch schiereiland zelf, en wel om de hoek bij Italica: de steengroeven van Almadén de la Plata. Laten we eerst eens kijken waar de naar Italica geïmporteerde stukken marmer vandaan kwamen:
Type of marble
Marmor carystium (Cipollino verde). Een van meest voorkomende marmersoorten die in het Romeinse Rijk werd gebruikt. Dit marmer werd gedolven in de groeven bij Karystos. Het kwam voor in verschillende tinten groen en werd gebruikt voor monolithische zuilenschachten en als platen voor het bekleden van muren.
Marmor chium (Chios breccia ook Porta santa genoemd) was een andere marmersoort uit Griekenland. Het werd gedolven op het eiland Chios. Dit breccia had een wisselend uiterlijk, vaak rood met stukjes van blekere tinten.
Marmor lunense (luna marmer). Gedolven in verschillende steengroeven in de Apuaanse Alpen (Italië). Wit marmer en blauwgrijs gevlekt. Het kan schakeringen van ceruleumblauw vertonen of, zoals in het geval van Calacatta, goud witte tinten. Het was een van de meest gebruikte materialen voor belangrijke kunstwerken in Rome en in de rest van de steden binnen het Romeinse rijk.
Marmor lucullaeum (Afrikaans marmer) Gedolven in Sigacik bij het oude Teos in Turkije. Van roze naar rood en ondergedompeld in een donkere cement kleur. Het dankt zijn naam aan consul Lucius Licinius Lucullus, die dit marmer in de eerste eeuw v. Chr. in Rome introduceerde.
Marmor Taenarium (Rosso antico) Uit de groeven van Kyprianos. Een fijnkorrelig, roze tot dieprood marmer met soms dunne zwarte aders en witte aftekeningen. Rosso antico marmer werd gebruikt voor beeldhouwwerken, vooral voor Dionysische onderwerpen, vanwege de wijnkleurige tinten.
Marmor Phrygium, of marmor Docimenium (Pavonazetto3 of Docimaean marmer). Dit marmer wordt onder meer gedolven in Afyon in Phrygia (West-Turkije) en behalve fijnkorrelig wit kan het marmer ook rood en purper zijn met blauwachtige of gele tinten. Het wordt genoemd als het duurste marmer na rode porphyry en serpentine.
Marmor Numidicum (giallo antico) uit Chemtou in Oost-Tunesië. Geel marmer met rode of roze vlekken of aders. Een van de meest gebruikte marmersoorten in het hele Romeinse Rijk.
Marmor scyreticum (Settebasi). Uit de groeven van Skyros. Een verscheidenheid aan kleuren, van bruin tot witachtig met stukjes die variëren van zeer bleek tot rood. De meest gewaardeerde variëteit wordt Semesanto genoemd.
De Almadén de la Plata Mijn
In de buurt van Almadén de la Plata, aan de weg naar Real de la Jara, ligt een heuvel met marmergroeven die al sinds de oudheid worden geëxploiteerd. In de Romeinse tijd was dit voor de bewoners van de kleine plaatselijke nederzetting de belangrijkste bron van inkomen: vandaar de naam, Pagus Marmorarius (marmer dorp)5.
De groeven van Almadén de la Plata worden beschouwd als de belangrijkste van de provincie Hispania Ulterior Baetica6 en werden de enige groeven in Hispania die, net als vele andere steengroeven in het Romeinse imperium, keizerlijk bezit konden zijn geweest. Het is duidelijk dat grote hoeveelheden van het plaatselijk gedolven marmer uit de mijnen van Almadén de la Plata werden gebruikt bij de ontwikkeling van Italica.
Enige jaren geleden is onderzoek gedaan naar de mate waarin geïmporteerd versus plaatselijk marmer ten tijde van keizer Augustus in Italica werd gebruikt7. Daarvoor onderzocht men 52 stukken "Cipollino verde" marmer die in het amfitheater van Italica waren gevonden: negen kleine fragmenten van artefacten van diverse aard8 en tweeënveertig zuilen die nog ter plekke stonden.
Het amfitheater dateert weliswaar uit de tijd van Augustus, maar kende drie bouwfasen. De laatste in de tweede en derde eeuw na Christus, het severiaanse tijdperk, toen er opmerkelijk weinig fondsen beschikbaar waren.
Feit was dat na de tweede eeuw een aanzienlijke toename van de Iberische steenproductie nodig was, om te voldoen aan de toegenomen vraag naar minder duur marmer voor particuliere gebouwen9. Uit archeologische gegevens blijkt inderdaad dat de laatste bouwfase zeker werd gekenmerkt door het gebruik van minder dure steenmaterialen en veel van de schachten van "Cipollino verde" vertonen sporen van breuken, waarvan sommige al in de steengroeve werden hersteld. Bovendien werden stukken van oude beklede beelden op grote schaal gebruikt als grondstof voor de bouw van b.v. de proscaenium fontein, alsmede voor marmeren platen van verschillende soorten voor vloeren en nissen10.
Uit de analyse resultaten van bovengenoemd onderzoek bleek dat 25 monsters afkomstig waren uit de Apuaanse Alpen in Italië, 6 uit Macael in het zuidwesten van Spanje en 20 uit Styra en Pyrgari in Griekenland. Onder deze monsters werd geen marmer uit de groeven van Almadén gevonden.
Toch is het duidelijk dat grote hoeveelheden van het plaatselijk gedolven marmer uit Almadén de la Plata gebruikt moeten zijn geweest bij de ontwikkeling van Italica. Zeker in de tweede en derde eeuw na Christus en voor die tijd moest het marmer van Almadén via de haven van Italica naar andere plaatsen in het Romeinse Rijk worden vervoerd. De reis van dit marmer begon dus hoe dan ook in Cerro de los Covaches (de locatie van de mijn) en werd naar Italica gebracht waar het per schip werd geëxporteerd of werd opgeslagen voor gebruik in Italica zelf.
Er zijn een aantal routes voorgesteld die suggereren hoe het marmer uit de mijnen van Cerro de los Covachos naar Italica werd vervoerd.
Een van de belangrijkere westelijke routes, de Camino en Toscana, loopt via El Garrobo. Verder naar het oosten loopt de Sillieres-route via Castiblanco de los Arroyos en Giullena. Beide routes komen uit bij de haven van Italica. Er is een derde route gesuggereerd die van Cerro de los Covachos naar Italica loopt via de drukke rivierhavens Naeva en Ilipa, maar de eerste twee genoemde routes lijken de meest rechtstreekse te zijn geweest.
Het vervoer van grote stukken marmer was altijd moeilijk, zoals we hebben kunnen lezen in het artikel "Marmer voor Rome". In Italica had men opslagplaatsen nodig. Er moesten transportroutes zonder hindernissen worden aangelegd om het marmer naar de verschillende bouwplaatsen te brengen. Voor de export moesten de blokken marmer worden overgeladen in zeeschepen.
Net als in Rome kon niet elk stuk marmer onmiddellijk op de bouwplaats worden verwerkt en werd het waarschijnlijk eerst in speciale werkplaatsen buiten de bouwplaatsen voorbewerkt. Dit gebeurde ook met het geïmporteerde marmer. Het is dan ook niet verwonderlijk dat er in Italica diversen marmerwerkplaatsen zijn gevonden. Naast het uithakken van marmeren blokken voor nieuwe constructies, hergebruikten de werkplaatsen ook overgebleven marmer dat oorspronkelijk was bestemd geweest bij de bouw van het Traianeum.
Het marmer werd met de hand door twee mannen met een zaag bewerkt, waarbij ijzeren zaagbladen druk uitoefenden op Ethiopische zand op het marmeren oppervlak. Volgens Plinius de Oudere is Indiaas zand van mindere kwaliteit! Interessant is dat Isabel Roda13 beschrijft hoe het marmer ook werd gezaagd met een door een watermachine aangedreven zaag, eraan toevoegend dat zo'n bescheiden werkplaats waarschijnlijk niet over zulke geavanceerde apparatuur zou hebben beschikt.
Alle materialen die de werkplaats passeerden, konden worden geïdentificeerd als zijnde gedolven in de belangrijkste steengroeven van de Romeinse wereld. Dit waren de steengroeven die door de keizer werden gecontroleerd en men mag aannemen dat het witte marmer uit de mijnen van Almadén tot deze categorie kan worden gerekend.
De grotere marmeren blokken met de sporen van zaagbanden nog zichtbaar, of blokken die werden voorbereid voor de uiteindelijke afwerking, arriveerden in de werkplaats nadat ze eerder, wellicht reeds in de groeve waren gezaagd door een machinaal bediende zaag.
Een inscriptie die in Italica is gevonden en die in de Severische periode kan worden gedateerd14, documenteert het bestaan van een statio serrariorum Augustorum15 aldaar. In de epigraaf staat dat M Caelius Alexander een tabula marmorea (marmeren plaat) aanbood aan de statio serrariorum Augustorum 16. Deze inscriptie werd in de buurt van de haven gevonden.
Een tweede inscriptie, ook uit de Severische periode en gevonden in de buurt van de haven17, lijkt ook te verwijzen naar bepaalde serrarii en bevat de namen van Lucret[ius] and L. Iulius Paulus:
-----/[---]EV[---/---tabula(m)] m[armoream---]/Lucret[io---L Iulio Paulo [---]//[---/---]ICIO C[---/---(…)
In die zelfde periode, de derde eeuw na Christus, waren er ook marmer werkers te vinden in de kleine werkplaats van de casa de la Cañada Honda, samen met ene Cocceius Indianus18 die zich volgens overlevering bezighield met de decoratie van het theater in de Vetus Urbs (de oude stad).
Het feit dat Italica over dergelijke werkplaatsen beschikte, gevuld met blokken marmer uit de Romeinse keizerlijke steengroeven, rechtvaardigt de titel van statio serrariorum Augustorum. Wetenschappers gaan er vanuit dat deze ambachtslieden een collegium (gilde) vormden die gevestigd was in een gebied buiten de muren, tussen de stad en de plaats waar het klooster van San Isidro zou worden gebouwd, en niet ver van het dok waar de marmerblokken zouden worden uit- of overgeladen.
- Bronnen
- - Los Marmoles de Italica. Su conercio y origen - Isabel Roda
- - Proyecto Geoarqueologico "Puerto Italica" - Osvaldo Arteago, David Barragan Mallofret, Anna-Maria Roos y Horst D Schultz
- - El Marmor en Italica. Un Estado de la Cuestion - David Becarra Fernandez
- - Italica et Baetis - Manuel Alejandro Gonzales-Munoz
- - La Explotacion y el Empleo de Marmora en la Baetica. Un Proyecto de Investtigacion de base Arqueometrica
- - Jose Beltran Fortes, Maria Luisa Loza Azuaga, Esther OntiVeros Ortega, Oliva Rodriguez Gutierrez y Ruth Taylor
- - Demetrio de los Rios -y- la Epigrafia Italicense - Antonio F Caballos Rufino
- - Pagus Marmorariensis, mons Mariorum, statio serrariorum Augustorum and Almadén de la Plata quarries. Some remarks – Aurello Padilla-Monge (Universidad de Sevilla)
- - Italica (Seville, Spain): use of local marble in Augustan age - Patrizia Tucci, Giovanna Marrese, Angel Polvorinos and Ettore Azzaro
Noten- 1:Read the article ‘Italica’
- 2: Appianus van Alexandrië (95-165 AD), storia romana, vi, De Rebus Hispaniensibus
- 3: Pavonazo of Pavonazetto is afgeleid van Pavone (Peackock).
- 4: Foto: Juan Carlos Prieto (https://imaggeo.egu.eu/user/jcpc_22)
- 5: Ruth Taylor: The "pagus marmorarius" of Almadén de la Plata: A Review of the Archaeological Evidence and an Approach to the Roman Occupation of the Marble District
- 6: Mayer and Rodà 1998; Àlva-rez et al. 2009b, 18-25
- 7: Patrizia Tucci, Giovanna Marrese, Angel Polvorinos and Ettore Azzaro: Italica (Seville, Spain): use of local marble in Augustan age.
- 8: Stukken nu in het Archeologisch Museum van Sevilla.
- 9:Pensabene, 1995, 1998
- 10: Rodriguez Gutierrez, 2001
- 11: Foto: https://www.clubipini.com/NL/marble-quarries-in-Carrara.asp
- 12:Museum van Ostia-Antica - Twee arbeiders in een marmerwerkplaats: een van hen houdt een speciale zaag vast voor het snijden van marmer. Een gebroken kruik bevatte een mengsel van zand en water dat werd gebruikt als schuurpoeder om de met de hand aangebrachte initialen op het marmeren oppervlak te vergroten en te verdiepen. (bron www.romeartlover.it)
- 13: Isabel Rodà, professor Archeologie aan de Universiteit van Barcelona. Gespecialiseerd in Latijnse epigrafie en Romeinse beeldhouwkunst. Werkte, samen met J.M. Rodriguez, Simon Keay, David Jordan en John Creighton, aan de Italica van Hadrianus.
- 14: Santero, 1978: 187
- 15: Statio serrariorum Augustorum wordt gewoonlijk vertaald als "werkplaats van de Augustijnse marmerzagers". De keizerlijke administratie gebruikte de term statio om zowel te verwijzen naar een administratieve dienst als naar het gebouw waarin deze was gevestigd.
- 16: CIL II, 1131; AE 1979, 358; CILA Sev, 390.
- 17: CIL II, 1132; CILA Sev, 391
- 18:Cocceius Indianus wordt genoemd als arbeider in een kleine werkplaats in the Casa de la Canada Honda in Italica.