Voorwoord
Het Ostia Marina Project startte in 2007 als een afspraak tussen het departement Archeologie van de Universiteit van Bologna en het ministerie ‘per I Beni e le Attività Culturali’ op initiatief van professor Massimiliano David en Angelo Pellegrino. Het project, dat nog steeds loopt, biedt jaarlijks aan zo'n 40 tot 50 studenten van over de hele wereld de mogelijkheid om archeologie in de praktijk te ervaren en ervaring op te doen met de meest geavanceerde opgravingstechnieken (lees ook ons interview met professor David).
Naar een verslag van Massimiliano David, in samenwerking met Stefano De Togni, Paola Germoni, Alessandro Melega, Cinzia Morelli en Angelo Pellegrino 1.
Uit het onderzoek van het Ostia Marina Project zijn nieuwe studie-onderwerpen en beschouwingen betreffende de stedelijke ontwikkeling van Ostia tevoorschijn gekomen, speciaal over de buitenwijken. Het stadsdeel buiten de Porta Marina ontwikkelde zich binnen een omgevingskader dat sterk in beweging werd gezet door de verschuivingen van de kustlijn 2. In relatie tot de zee scheen de stad, in de tweede en derde eeuw na Chr., een speciale toestand van evenwicht te hebben gevonden, waarbij het uitgangspunt lag in het volgen van een kustweg die in de Severische tijd werd omgezet in een echte ontsluitingsas, en verder in de concentratie van een serie badgebouwen langs de noordkant van die weg. De aanwezigheid van de badhuizen hielp bij de ontwikkeling van een aanvullende dienstensector, die zowel overdag als ’s nachts klanten kon aantrekken. Over de Via della Marciana, een straat die langs de Terme di Porta Marina naar zee liep, verplaatsten zich zowel handelsverkeer als lokale bevolking van allerlei pluimage. In de Severische tijd sloot een kleine bar, die zich bevond op de begane grond van de Caseggiato delle Due Scale (het 'Huizenblok met de twee trappen'), haar deuren en waarschijnlijk, als gevolg van deze sluiting, werd er opnieuw een klein appartement ontworpen en gebouwd, geschikt om veeleisende klanten te kunnen ontvangen en bedienen.
Het gaat hier om het gebouw dat omgedoopt werd tot Caupona van de god Pan, met een vloermozaïek in het hoofdvertrek, dat een oppervlakte beslaat van circa 180 m2 en gebouwd is in opus vittatum (een techniek van rijen baksteen afgewisseld met blokjes tufsteen). De ruimtes waren logisch onderverdeeld in vertrekken voor service aan bezoekers en ruimtes die gereserveerd waren voor exclusieve bijeenkomsten.
Aparte ingangen
Een eerste isometrische reconstructie van de caupona toont de eigenschappen van een gebouw dat in principe is gebouwd als caupona / popina (eethuis / kroeg) voor de bewoners van de wijk en, in mindere mate, voor reizigers die via de kustweg waren gekomen. Het is zeer goed mogelijk dat de caupona tijdens religieuze festiviteiten nog een tweede functie had: het welkom heten van volgelingen van de cultus van Mithras. Geologisch onderzoek laat zien dat vertrek nr. 1 halfondergronds was en voorzien van een mozaïekvloer, naast de aparte ingang gescheiden van de andere vertrekken in het gebouw.
Nadat de caupona, in de loop van de vierde eeuw, ongeveer een eeuw in gebruik was, veranderde het gebruiksdoel radicaal: uitgebreide renovaties vonden plaats. De hoofdingang naar de straat werd afgesloten, de deuren werden gemodificeerd of gesloten, en binnen werden de muurdecoraties volledig vernieuwd. Het hele gebouw werd de zetel van een religieuze cultus, met een spelaeum (grot) voorzien van een bijzondere, veelkleurige marmeren vloer, de reden dat de naam ‘Mitreo dei Marmi colorati’ werd gesuggereerd. Het gebouw is onderverdeeld in verscheidene vertrekken, elk gewijd aan een specifieke doel (de inwijding, de kleding etc.), zoals je bijvoorbeeld ook kunt zien in het mitraeum onder de kerk van Santa Prisca in Rome.
Bijkomende functies
Het opnieuw definiëren van de binnenruimtes had de herinrichting van de serviceruimten (nr. 6) tot gevolg. De centrale hal van de caupona en de ruimtes 5, 7 en 8 kregen een aanvullende ceremoniële rol toebedeeld, in tegenstelling tot het spelaeum, dat bedoeld was voor de liturgische functies van de offerande en het banket. In een nevenruimte (nr. 8) zijn decoratieve elementen geïdentificeerd die waarschijnlijk een zeer hoge symbolische waarde hadden: op de plint die rood op een witte achtergrond was gekleurd, staat meerdere malen een drietand afgebeeld, waaruit spiralen en pijlen schieten. De drietand is een geliefd decoratief element in de Romeinse schilderkunst, maar in dit geval heeft het een speciale betekenis in de Mithras theologie, de drie-eenheid.
De godheid Mithras was boogschutter en werd vergezeld door Cautes en Cautopates, die beide ook boogschutter waren. Met de kennis die we nu hebben lijkt het logisch om de drietand te interpreteren als een kleine verwijzing naar de drie-eenheid van de centrale godheid van het Mithraïsme, Mithras, Cautes en Cautopates. Het is vergelijkbaar met een reliëf uit Dieburg in Duitsland, dat een heester voorstelt met drie takken die eindigen in drie hoofden. Waarschijnlijk kijken we ook hier naar een toespeling op het concept drie-eenheid van de god Mithras. Overigens heeft het getal 3 zeker nog een diepere betekenis in deze religie.
In het nieuwe systeem kreeg ruimte nr. 7 meer lucht, doordat de gang er bij werd getrokken. De decoratie van de muren wordt gekarakteriseerd, net als in de andere ruimten, door een geel gekleurde plint. De middelste zone, afgescheiden door een rode band, is echter bezaaid met rozenknoppen op een lichtere ondergrond zoals, in de 4e eeuw gebruikelijk was.
In het van oorsprong apsisvormige spelaeum bevond zich één rechthoekige nis, twee verplaatsbare altaren, een podium, een bloemenperk en een rituele put van marmer. Deze laatste heeft archeologisch belangrijke materialen opgeleverd die in de put waren geworpen en die de twee gebruiksmomenten van het gebouw lijken te reflecteren: caupona en Mitraeum. Het meubilair van het spelaeum was verplaatsbaar en wellicht voornamelijk van hout. De twee altaren zaten aan de grond vast met behulp van verscheidene inkepingen in de vloer.
Deze gewijde plaats past niet binnen het kader van andere Mithraea in Ostia, die op hun beurt weer representatief zijn voor de complexheid en variëteit van de architectonische manifestatie van Mithras heiligdommen in de rest van de Romeinse wereld. Die afwijking komt voornamelijk door de beperkte ruimte, door de aanwezigheid van een enkel aanligbed en door de eigenaardige vloer. Op basis van de geometrische organisatie van de vloer mag je veronderstellen dat zich aan de linkerkant, naast het aanligbed, nog een lange bank bevond.
In zaal drie is de aanwezigheid van graffiti geconstateerd die afkomstig zijn uit de mystieke wereld van Mithras. Eén in het bijzonder toont de aanroeping van de god Mithras verbonden met de god Chronos. In dezelfde zaal, op de zuidmuur, zijn verschillende monogrammen uit de Mithrascultus tevoorschijn gekomen.
Net als Christenen hadden de volgelingen van deze mystieke religie behoefte aan een symbool uit het alfabet dat zich concentreerde op één letter van het woord Mithras ofwel het symbool van de zon. Verder moet ook de aanwezigheid van een bloembed onderstreept worden waarin, door stuifmeel analyse, sporen van de Juniperus (de jeneverstruik) zijn aangetoond, een struik die in de omgeving van Ostia niet voorkomt 3. Deze ‘heilige‘ plant uit het Perzische rijk produceert bessen die speciaal worden voorgeschreven in bepaalde religieuze praktijken. Sommige unieke vondsten - hoewel op een andere plaats gevonden - bieden motieven ter overweging van het samengaan, onderdak bieden en samenleven in dit gebouw van diverse religies. Bijvoorbeeld de groep objecten in giaietto (een zwarte, oorspronkelijk plantaardige, steen geprezen door de volgelingen van Cibele), aan de kleine, bronzen kroon van Isis en een terracotta kopje van Isis. Voeg hier aan toe een graffito van een boot van Isis op de oostmuur van ruimte 3.
Nog een andere speciale vondst lijkt in het Mitreo dei Marmi colorati een brug te slaan tussen de cultus van Mithras en de volgelingen van Isis. Het gaat om een enkelvoudig gesneden ivoren handvat, dat momenteel wordt gerestaureerd en waarschijnlijk een onderdeel is van een ritueel instrument. Wellicht een onderdeel van een sistrum, een muziekinstrument van Egyptische herkomst dat misschien ook in de wereld van Mithras werd gebruikt om iemand welkom te heten. Het lijkt in verband te staan met de graad van de leeuw in de mozaïekvloer van het Mitreo di Felicissimus. Daarom moet je meer denken aan een soort Mithrascult die, als het ware, ‘gecamoufleerd’ in een buitenwijk ook gelegenheid gaf aan andere religies.
De chronologische problemen bij dit nieuwe gebouw kunnen nog niet helemaal worden verklaard (onderzoek loopt nog steeds), maar de elementen die we wel tot onze beschikking hebben suggereren dat het in functie is gebleven tot het begin van de vijfde eeuw. De aanwezigheid van Mithras heiligdommen werd in die tijd minder getolereerd in Ostia. Vele gingen in vlammen op door toedoen van christelijke extremisten of werden gewoon gesloten op gezag van de publieke autoriteiten. In Rome is een bewijs voor dit klimaat in de vorm van een brief, die precies weergeeft hoe de welig tierende intolerantie was in het begin van de vijfde eeuw.
Daden van ontheiliging
Het tot dusver uitgevoerde onderzoek maakt het mogelijk om te reconstrueren wanneer dit centrum, waarschijnlijk illegaal, stil werd gelegd door religieuze agressie. Er is geen archeologisch bewijs van het vandalisme of van gewelddadige verstoring, zoals wel het geval is bij het mithraeum in de Terme del Mitra. Er waren echter wel daden van heiligschennis, zoals het afsluiten met stenen van de rituele put lijkt aan te geven, en het moet een hele gespecialiseerde onderneming zijn geweest om de steentjes van de mozaïeken in vertrek 3, met uitzondering van die van de figuur Pan, te verwijderen.
Het gebouw kende vervolgens een progressieve fase van verval, kennelijk door herhaalde overstromingen van de Tiber. Uiteindelijk, na een instorting, waarschijnlijk naar aanleiding van de aardbeving van 442-443, werd het terrein ontoegankelijk verklaard en ommuurd, gevolgd door het blokkeren van de toegang naar de weg met materiaal verkregen door de instorting.
Het belang van het opgraven van het complex ligt in het feit dat het in een late periode van Ostia in gebruik was, maar ook in de wijze waarop men kon overleven in een wijk die, zoals een inscriptie op het voetstuk van een standbeeld terecht aangeeft, als ‘sordidus’, oftewel smerig kan worden betiteld. Het Mitreo dei Marmi colorati, het enige mitraeum van Ostia dat buiten de muren lag, biedt de mogelijkheid om niet alleen een religieus Mithras-complex in zijn geheel te analyseren, zoals wel vaker gebeurt, maar ook in haar meest wezenlijke aspect, namelijk de cultus-aula van het spelaeum. Het nodigt ons uit om door te gaan met het vergaren van kennis over de duistere religieuze paden die, na het fatale overlijden van Theodosius in 395, verboden waren door de keizer, in synergie met de meest recente studies over de laatste fase van het Mithraïsme. In die jaren verspreidde het Christendom zich als een lopend vuurtje over heel Ostia, onder leiding van de bisschoppen, die verbleven in villa’s gebouwd aan de Via del Sabazeo. Het groeien van het Christendom in de loop van de vijfde eeuw, zowel in termen van macht als op het terrein van de economische positie van de christelijk hiërarchie, is terug te vinden in de vondsten op het onderzochte terrein van het Ostia Marina Project in de vorm van baksteenstempels die de symbolen van de nieuwe religie dragen.
Zeven graden voor zeven hemelen
Het Mithraïsme is een van de vele religies die zich met succes hebben ontwikkeld in het Romeinse rijk. Volgens Plutarchus is de Mithras-cultus ontleend aan Siciliaanse piraten ten tijde van Pompeius, en goed herkenbaar als een oorspronkelijk verhaal uit het oude Perzië. Tussen de eerste eeuw voor en de eerste eeuw na Chr. beleefde de religie een fase van ontwikkeling, waarin het zich een mystieke vorm aanmat met in het hele Romeinse Keizerrijk gestandaardiseerde aspecten, waarbij de aanhangers in bijna elke regio van het Middellandse Zeegebied op zoek gingen naar accommodaties. De cultus van Mithras was een zonnecultus met een mysterieus karakter, gereserveerd voor de volgelingen, die toetraden tot één van de vele door de stad verspreide secties en kleine centra, door middel van complexe inwijdingsrituelen.
In een typisch esoterisch concept verricht de godheid, nadat hij is geboren uit een rots, op aarde een serie heldendaden, ontketent vitale krachten en doodt de machtige witte stier. De cultus voedt zich met diepgaande astronomische en astrologische kennis, die teruggaat tot Mesopotamische tradities. Nadat het banket op de huid van de stier is gevierd in gezelschap van de zon, stijgt Mithras op naar de hemel in de verlichte wagen van de God.
Tussen de vierde en vijfde eeuw na Chr. belemmerde de opkomst van het Christendom elke verder ontwikkeling van de Mithras-religie. Over de laatste fase is weinig bekend.
Elke afdeling werd geleid door een Pater, de zevende en hoogste functie die men kon bereiken na zes graden van inwijding. Elke graad correspondeerde met één van de hemelen die, volgens het concept van Aristoteles, rondom de aarde draaien en gekenmerkt worden door de aanwezigheid van een hemellichaam (planeet, zon of maan). De ceremonie draaide om rituele feestmaaltijden en bijbehorende offeranden, die werden gehouden in speciale ruimten (spelaea), die gewoonlijk voorzien waren van twee aanligbedden langs beide muren (biclinia).-De stad Ostia herbergt het grootste aantal Mithras heiligdommen (een vijftiental) dat gevonden is in stedelijk gebied binnen de grenzen van het Romeinse Keizerrijk.
De grote vijftien
Dankzij haar rijkdom, als resultaat van de vele opgravingen uitgevoerd tussen de 18e en 20e eeuw, staat Ostia ons toe om het belang van het Mithraïsme tussen de tijdperken van Antoninus Pius en Constantijn van dichtbij te analyseren. In de stad, tijdens de derde eeuw uitgebreid tot een oppervlak van ongeveer 130 hectare, met een bevolkingsaantal dat wordt geschat op minstens 60.000 inwoners, zijn bewijzen van circa vijftien Mithras cultusplaatsen. Dit zet Ostia op de eerste plaats bij diegenen die het Romeinse Mithraïsme willen bestuderen. Het fenomeen Mithras, populair onder de diverse sociale lagen, bleek te groeien tot diep in de derde eeuw.
Recente studies plaatsen het ontstaan van de cultusplaatsen als volgt:
Ten tijde van de 'adoptiekeizers' (96-193 na Chr.)
1 Het Mitreo delle Pareti dipinte (het Mithraeum met de geverfde muren);
2 Het Mitreo delle Sette sfere (het Mithraeum van de zeven sferen)
3 Het Mitreo delle Sette porte (het Mitraeum van de zeven deuren)
Tijdens de Severische keizers (196-235 AD):
- Het Mitreo Fagan (opgegraven aan het einde van de 17e eeuw door de Ier Fagan, maar verloren gegaan;
4 Het Mitreo degli Animali (het Mithraeum van de dieren)
5 Het Mitreo Aldobrandini (vernoemd naar de familie die eigenaar is van de grond waarop het ligt)
6 Het Mithraeum bij het keizerlijk paleis
7 Het Mitreo della Planta pedis (het Mithraeum van de voetafdruk)
Ten tijde van de militaire anarchie (235-284):
8 Het Mitreo di Lucrezio Menandro, vernoemd naar een naam op een inscriptie;
9 Het Mitreo delle Terme del Mitra (het Mithraeum van het badhuis van Mithras)
10 Het Mitreo di Fructosus, vernoemd naar een naam op een inscriptie
11 Het Mitreo della Porta Romana (het Mithraeum van de poort naar Rome)
12 Het Mitreo del Caseggiato di Diana (het Mitraeum in het Huis van Diana)
13 Het Mitreo di Felicissimus, vernoemd naar een naam in het mozaïek
14 Het Mitreo dei Serpenti (het Mithraeum van de slangen)
In Ostia zijn goed gedocumenteerde archeologische sporen van gewelddadige en vernietigende acties tegen cultusplaatsen van Mithras, uitgevoerd door fanatici van het opkomende Christendom tussen de vierde en vijfde eeuw. Je moet hierbij bijvoorbeeld denken aan het vernielen van de beeldengroep aangetroffen in het Mithraeum van het badhuis van Mithras.
Tot aan het opgraven van het Mithraeum met het gekleurde mozaïek (voorheen de Caupona del dio Pan) is er geen enkel Mithraeum gevonden dat later gebouwd is dan de derde eeuw.
Noten- 1: Lees hier het originele artikel: L'Ultimo Mitreo (alleen in het Italiaans).
- 2: Zie ons artikel 'Hoe de kust van Ostia veranderde door de eeuwen heen'.
- 3: Analyse van het Laboratorio di palinologia e archeobotanica, G. Nicoli.
- 4: Mozaïek van het Mithraeum van Felicissimus in Ostia.
- 5: Beeld van Mithras uit het Mithraeum van het badhuis van Mithras in Ostia (nu in het museum). In het spelaeum van het Mithraeum staat een kopie.