"Ariminum is, net als Ravenna1, een nederzetting van de Umbriërs, hoewel elk van hen Romeinse kolonisten huisvest. En Ariminum heeft een haven en een rivier met dezelfde naam." 2
In bovenstaande tekst vertelt de Griekse geograaf, historicus en filosoof Strabo in zijn werk ‘Rerum Geographicarum’ uit het begin van de eerste eeuw na Chr. dat Rimini in zijn dagen beschikte over een haven en een rivier met dezelfde naam als de stad.
Ariminum werd door de Romeinen gesticht in 268 voor Chr. als de Latina Colonia Ariminum3, nadat de plaatselijk stammen, de Umbri, werden verdreven tijdens de Gallische oorlog (285-280 voor Chr). De stad lag strategisch gelegen aan de kust van de Mare Superum (Adriatisch Zee) tussen twee rivieren in; aan de noordzijde van de stad de Ariminus (de huidige Marecchia) en in het zuiden de Aprusa (de huidige Ausa) en werd gezien als een bastion tegen invallen vanuit zee door de Kelten en tegelijkertijd als springplank voor de verovering van de Povlakte.
Ongetwijfeld was Ariminum oorspronkelijk gebouwd als een versterkte legerplaats, een castrum, met een decumanus en Cardo, met verdedigingsmuren en de haven zal gefaciliteerd zijn geweest voor de Romeinse oorlogsvloot. De stad was dan ook betrokken bij de burgeroorlogen uit de eerste eeuw voor Chr. en sloot zich aan bij de kant die opkwam voor het volk, eerst Gaius Marius4 en later Julius Caesar. Naar overlevering zou Julius Caesar in 49 voor Chr, na het oversteken met zijn leger over de rivier de Rubicon5, ten overstaande van zijn manschappen op het forum van Ariminum zijn legendarische woorden Alea iacta est, de teerling (dobbelsteen) is geworpen6 hebben uitgesproken.
De haven
Over de precieze ligging van de haven en havenstructuren uit de Romeinse periode van Rimini is niet zoveel bekend. Door het dichtslibben van de kustlijnen veroorzaakt door de zuidelijke stroming en de aanvoer van sediment van de diverse riviermonden ligt de huidige kustlijn bij Rimini een stuk oostelijker dan in de Romeinse tijd.
Volgens Alessia Morigi7 zou de oude haven zich hebben bevonden in het midden van de middeleeuwse stedelijke kustlijn, op enkele meters van de mondingen van de Ausa en de Marrechia. Om een idee te krijgen hoe de haven er wellicht uitzag kun je kijken naar de infrastructuur van de stad ten tijde van haar oprichting. De belangrijkste aanwijzingen komen uit het tracé van de muur en de organisatie van het wegennet.
De stad lag defensief gesproken beschermd tussen de twee waterwegen van de Marecchia en de Ausu, maar kreeg al snel een extra bescherming van een omringende muur ter aanvulling van de natuurlijke bescherming die de kustlijn en de loop van de Marecchia boden.
De meest recente gegevens over de oorspronkelijke vorm van de stad schetsen een primitieve ommuring met een datering die overeenkomt met de gevonden funderingen en een lay-out met een perfect rechtlijnige ontwikkeling. Het stratenplan, dat zelfs in de eerste fase regelmatig was opgezet met rechthoekige huizenblokken had twee toegangswegen, de Cardo, richting kust en de Decumanus, haaks daarop richting het achterland.
Omdat de Cardo oorspronkelijk loodrecht op de kust stond mogen we ervan uitgaan dat er vanaf de bouw van de nederzetting een haven was gepland. In een later stadium werd de Cardo omgebogen en kwam langs de kust te lopen. Volgens de geleerden is deze ombuiging te dateren in de eerste helft van de tweede eeuw voor Chr. en toe te schrijven aan de opening van de Via Flaminia en de Via Emilia8.
De haveninfrastructuur en faciliteiten
Aangezien archeologische documentatie over de locatie, vorm en chronologie van de havenstructuren ontbreekt zijn we aangewezen op schriftelijke overleveringen van de verdwenen structuren.
Volgens een chronologische volgorde zijn de eerste aanwijzingen te danken aan de oude auteurs, die zich overigens beperken tot korte vermeldingen van ‘een haven met dezelfde naam als de rivier’10 en het herhaaldelijk militair gebruik van de haven vanaf de Republikeinse tijd11 tot aan de drempel van de Middeleeuwen12.
We hebben meer aan de gegevens over het hergebruik van materiaal uit de antieke haven in latere eeuwen zoals bij de bouw van de ‘Maletesta Tempel’13 in de 15e eeuw, bij de nieuwe haven in de 16e eeuw en tal van andere geregistreerde voorbeelden waaronder het bericht over een sikkelvormige haven beschreven door Caesar Clementine in 1617 (zie later).
Van de episode van de instorting is de getuigenis van Antonio Bianchi bewaard gebleven:
"De toren was gemaakt van bakstenen, gebaseerd op een pier van marmer die goed verbonden was met een grote hoeveelheid lood, die eindigde in een scherpe hoek, waarvan de twee buitenste zijden voorbij de basis van de toren vijf voet lang waren. De toren mat zes voet aan elke kant en was zeven voet hoog. Na het instorten van de toren werd ook de pier afgebroken, waaruit een hoeveelheid marmer werd gewonnen tot een bepaalde diepte; en zo blijft er zelfs van dit monument, dat zeker bewaard had moeten blijven, weinig meer over dan de funderingen, die niet konden worden opgehoogd vanwege het steeds stijgende water"14.
De afmetingen die Bianchi aangeeft komen overeen met de afmetingen die Pietro Santi heeft genoteerd in de kantlijn van zijn schets van de toren: 'Fanale dell'antico porto' in de staat waarin de toren, waarvan men denkt dat het de vuurtoren van de oude haven van Rimini is, kort voor zijn val werd gevonden. De hoogte bleek zevenendertig voet te zijn.
De ruïnes lagen ongeveer een halve mijl van de zee verwijderd en iets minder van de stad15. Wat de vermeende oude pier betreft, als we de gemeentelijk ingenieur Gaetano Urbani mogen geloven, waren de resten ervan in 1873 nog zichtbaar: "Muur gebouwd op de ruïnes van de oude pier. Bezetting van gemeentelijk eigendom door Serafino Gaddini”. Onderzoekers zijn het er, op dit moment, in principe over eens dat de pier van de antieke haven onder het plein van het huidige station ligt.
Het mozaïek van Rimini
Traditioneel wordt de antieke haven verbonden aan een mozaïek uit de tweede helft van de 2e eeuw na Chr, gevonden in Rimini (zie fig. 6).
Op het zwart/witte mozaïek staat een gevel van een hoge toren met kantelen met ervoor een platform met een galerij waar vanaf men een goed overzicht heeft op een haven. Het platform is duidelijk bedoeld voor degene die verantwoordelijk is voor het aldaar brandende vuur. Wellicht kijken we hier naar een vuurtoren. De muur met kantelen, gebouwd in opus quadratum (grote blokken tufsteen) zal dan de stadsmuur moeten verbeelden.
De ingang van de haven wordt versperd door twee handelsschepen en een kleine roeiboot. De vrachtschepen hebben een rostrale voorsteven (zware balk aan de voorzijde) en een gebogen achtersteven met een anserculum (ganzennek) als versiering.
Overigens is het verband tussen de antieke haven van Ariminum en het mozaïek vrij zwak en moet men deze dan ook zien als een stilistische weergave van de haven.
De oudste haven van Rimini
De bekendste reconstructie van de oude haven17 plaatst de faciliteiten en de werf in een gebied tussen het amfitheater en het huidige treinstation. Aan de monding van de Marecchia werd er een gebogen havenbekken aangelegd. Het havenbekken werd beschermd tegen de levant door een imposante havendam, die een eind in zee doorliep.Deze Romeinse kade, die het grote havenbekken aan de oostkant afsloot, was gebouwd in opus quadratum met grote blokken steen, mogelijk trachiet, die werden bijeengehouden door loden krammen. Men heeft vastgesteld dat die kade ter hoogte lag van wat nu het Piazza Martiri d'Ungheria is en een wijde, naar binnen lopende boog beschreef (zie figuur 7 en 8).
Aan het einde van het voorste deel stond de Farea toren. Deze toren, waarschijnlijk uit de 10e eeuw, zou gebouwd zijn op de fundamenten van de oorspronkelijke Romeinse vuurtoren, nog voordat de Romeinse haven was dichtgeslibd.
Tussen de stadsmuur en deze toren heeft men het verloop van de antieke havendam kunnen reconstrueren.
De havendam werd door middel van opeengestapelde steenblokken in trappen aangelegd. Vermoedelijk werd de gehele haven in een latere fase op analoge wijze aangelegd.
Over de haven structuren en functies is weinig bekend. Langs de antieke kustinham zijn er tussen de Marecchia en het amfitheater geen sporen van een havenstructuur gevonden. Wel werd er op basis van schriftelijke bronnen een pakhuiscomplex, de Horreum Pupianum, gemeld in de omgeving van de Santa Maria al Mare18. Het horreum lag dicht bij de haven buiten de stadsmuur.
Toch moet de haven al vanaf het begin een belangrijke rol hebben gespeeld bij de keuze van de locatie van de colonia. Onderzoek uit het einde van de vorige eeuw heeft aangetoond dat de huidige Via Clodia ongeveer het verloop van het antieke havenbekken volgt (zie figuur 8).
Ten noorden van de stad was een heel netwerk van afwateringskanalen aangelegd om de omliggende moerassen te draineren. Ook de afwatering en cloaca Maxima (het hoofdriool) van Ariminum werd verbonden met dit systeem dat geleidelijk uitgroeide tot een systeem van bevaarbare kanalen, de fossae Patara, die doorliep tot diep in de Povlakte.
Vanaf de derde eeuw werden de activiteiten volgens Alessia Morigi, door verzanding meer naar de binnenloop van de Marecchia verplaatst19. Omdat de haven echter gebruikt zou zijn tot in de Karolingische tijd lijkt een tweede haven niet waarschijnlijk. De haven moet lange tijd goed onderhouden zijn geweest. Het is wel mogelijk dat er een kleinere kade werd geplaatst aan de Marecchia.
Ook de bouw van een nieuwe middeleeuwse vuurtoren toont aan dat de haven nog lang in gebruik moet zijn geweest.
Had Ariminum twee zeehavens?
De haven van Ariminum had volgens laat-antieke auteurs duidelijk een militair functie. Toen keizer Augustus in de naburige stad Ravenna één van zijn twee vlootbasissen plaatste (de Classis Ravenna) verloor Ariminum haar militair belang en veranderde in een handelshaven.
Er zijn, zoals ik al eerder zei, maar weinig tastbare bewijzen van de oude stad en helemaal van de haven met haar structuren. Men weet daarom bijna niets zeker over de havenfaciliteiten, kades en pakhuizen.
In 1617 schreef ene Cesare Clementini over Rimini: “Haveva la Città due porti di Mare" (Heeft de stad twee zeehavens?) Hij had daar verschillende theorieën over die door diverse wetenschappers grif werden gevolgd.
Deze tweede haven zou gevormd zijn door een inham die begon bij het Oratorium van San Girolamo en de zee bereikte ter hoogte van het huidige postkantoor in de Via Roma.
Prof. Giovanni Rimondini, historicus en schrijver, spreekt dit met klem tegen en wil met tegenargumenten in zijn publicatie “Rimini romana ha avuto due porti? Il falso “seno di mare” di Cesare Clementini” uit 2019 met iedereen de strijd aangaan.
Op de plaats waar de haven gelegen zou moeten hebben is, na het verzanden van de haven, de stad flink uitgebreid en eventuele sporen en funderingen bevinden zich diep onder de huidige stad. Helaas geldt voor Rimini hetzelfde als voor diverse andere oude steden, zoals bijvoorbeeld Marseille20, die zich gedurende de afgelopen twintig eeuwen continue hebben uitgebreid waarbij de belangstelling en restanten van haar cultureel erfgoed letterlijk en figuurlijk werden begraven. Gelukkig zijn er altijd wel enkele wetenschappers en archeologen te vinden die zich willen inzetten voor de kennis en het behouden van de erfenis van antieke steden. Zo weerlegde de reeds genoemde professor Giovanni Rimondini niet alleen de, in zijn ogen, verkeerde theorie van de twee zeehavens van Rimini, maar is hij ook enige jaren terug begonnen met een diepgaand onderzoek naar de Romeinse muren in het zeegebied en andere restanten van het historisch centrum van Rimini. We hebben het hier, zover het over de Romeinse tijd gaat, over het Amfitheater, de eerste Romeinse muren, de uitgang van de Fossa Patara en de keizerlijke Romeinse muren uit de 3e eeuw na Chr. Het onderzoek over latere perioden laten we hier vooralsnog buiten beschouwing.
Over de Romeinse muren bij de zee wijst de 19e -eeuwse historicus Luigi Tonini erop dat er wellicht oorspronkelijke een ommuring bij zee was die nu is verdwenen. Hij merkt ook op dat het amfitheater in Rimini uit 4 voor Chr. stamt (ten tijde van Augustus) en niet in de republikeinse tijd kan zijn gebouwd. Hij concludeert terecht dat het theater dus niet binnen de muren van de oorspronkelijke stad lag maar tussen de muren en het strand. Overigens vraagt Tonini zich af of er wel eerst muren hebben gestaan aan de zeezijde en gelooft hij dat er in plaats van muren eerder een gracht was met een wal of misschien een omheining of palissade.
We kunnen natuurlijk niet spreken over één onveranderlijke indeling van de stad zoals bijvoorbeeld het regelmatige stratenplan van Ariminum. In de verschillende Romeinse eeuwen zullen er ongetwijfeld vele veranderingen hebben plaatsgevonden.
De archeoloog Mario Zuffa (1917-1979) onderzocht, op basis van de vermoedelijke overblijfselen van een Romeinse toren in de Via Giordano Bruno, de hypothese van Romeinse zeemuren niet ver van de Corso d'Augusto. Hij merkte ook op dat de primitieve muren van Ariminum ten tijde van de bouw van de Boog van Augustus aan de zuidzijde van de Decumanus, meer dan twee eeuwen na de stichting van de stad, in een slechte staat moeten hebben verkeerd: grotendeels verlaten of gesloopt om materiaal te winnen en zelfs deels vervangen door gebouwen, hetgeen recente opgravingen hebben bevestigd.
De boog zelf was gebouwd als open poort omdat er geen behoefte was aan verdedigingswerken gedurende de Pax Romana, de lange periode van vrede tijdens de regering van Augustus.
Tussen 1915 en 1995 werden de eerste Romeinse zeemuren van Ariminum teruggevonden. Een zekere Vittorio Belli (Rimini 1870 – 1953) wees in de zomer van 1915 Giuseppe Gerola, de eerste hoofdinspecteur van monumenten in Romagna, op een bepaald stuk muur. Na de muur bekeken te hebben schreef de laats genoemde de volgende brief aan zijn collega die verantwoordelijk was voor archeologie in Bologna:
“Toen ik vanmorgen naar Rimini ging, kon ik de omringende muur onderzoeken die loopt van het Romeinse amfitheater, langs de noordkant van de stad, naar het station. In het verleden maakten planten en andere obstakels het onmogelijk om het te onderzoeken, en nu is mijn aandacht erop gevestigd door Dr [Vittorio] Belli, die de archeologische vondsten van zijn stad met grote passie volgt. In tegenstelling tot wat ik dacht, dateert de oorspronkelijke stadsmuur bijna volledig uit de Romeinse tijd - zij het in verval. In de Middeleeuwen werd hij slechts op een paar plaatsen gerepareerd en bijna helemaal opnieuw bepleisterd. Langs de loop van de muren kun je de overblijfselen bewonderen van een bakstenen poort met dubbele ring, die erg lijkt op de bouw van het Amfitheater, en verderop een bepaalde boog waaronder een waterloop loopt; hier is ook een nis in de muur uitgehakt, waarvan je zou zeggen dat die bedoeld was voor een standbeeld. Welnu, aangezien dit deel van de muur niet is aangemeld, of liever gezegd, in het verleden expliciet is overeengekomen dat het kon worden afgebroken, en er bovendien betonnen goten en andere uitgravingen en grondwerken voor worden gebouwd, zou ik het zeer opportuun vinden dat Uwe Lordship het onmiddellijk bezoekt, zodat U de maatregelen kunt nemen die U het meest geschikt acht.”
Volgens een hypothese van professor Rimondini, die (nog) niet door archeologisch bewijs wordt onderbouwd, zouden in de restanten van de zeewering die we vandaag de dag nog zien drie of vier lagen te identificeren zijn.
- De bovenste laag (het grootste oppervlak) is de zogeheten Malatesta-muur (15e eeuw)23.
- Deze wordt gevolgd door de derde (of tweede, als er geen republikeinse funderingen onder liggen), een Romeinse laag, die wordt gedateerd in de 3e eeuw na Christus - in de tijd van keizer Aurelianus die regeerde van 270 tot 275. Deze laag zou worden gekenmerkt door een vaak 'rommelige' structuur, in grote haast vervaardigd en opgebouwd uit stukken Romeinse baksteen en dakpannen met daarin andere stukken steen en zelfs fragmenten marmer. Daarentegen zijn er ook regelmatige stukken metselwerk.
- Daaronder regelmatige structuren bestaande uit sesquipedale 24 of manubrate 25 bakstenen. Dit soort geordende structuren komen overeen met de structuren aan weerszijde van de Boog van Augustus, die gefundeerd zijn op een primitieve veelhoekige basis van zandsteen uit de regio Covignano. Derhalve zouden deze muren en torens ook uit de tijd van Augustus kunnen stammen of zelfs uit de tijd van de eerste Romeinse woongemeenschap uit 268 voor Chr.
Er zijn diversen redenen volgens professor Rimondini om deze zeeweringen te beschouwen als de eerste van de Romeinse verdedigingswerken van Ariminum:
- ze hebben een geordende geometrische vorm die perfect parallel loopt met de Decumanus,
- de torens bevinden zich vrijwel zeker aan het einde van de ommuringen,
- de dikte (ongeveer 3 meter) is hetzelfde als van de muren aan weerszijden van de Boog van Augustus,
- de twee torens van de zeewering bezitten dezelfde architectonische structuur die vandaag de dag te zien is in de twee torens aan weerszijden van de Boog van Augustus en in de eerste toren stroomopwaarts van de Boog die in 1987 werd opgegraven.
Wellicht zal het in de toekomst mogelijk zijn uitgebreider en dieper grondonderzoek te doen naar de oorspronkelijk haven en stad uit de Romeinse tijd.
Ook van de grote monumenten zijn er nog slechts enkele over die we hier toch nog wel even willen noemen:
Boog van Augustus.
Deze open poort uit 27 voor Chr, gelokaliseerd aan het ene uiteinde van de Decumanus, vormt de toegangspoort tot de stad komende vanaf de via Flaminia, de oude weg die Ariminum verbond met Rome.
De poort was gebouwd ter ere van Caesar Octavianus Augustus en is de best bewaarde stadspoort in Noord-Italië. De poort is ongeveer 17 meter hoog en 4 meter diep en heeft, zoals reeds vermeld, een brede boog zonder deuren. Hij is gemaakt van steen uit Istrië. Aan de zijkanten heeft de poort halve zuilen met Korintische kapitelen en uitspringende schijven met de beeltenis van Jupiter, Apollo, Neptunus en de Godin Minerva. Ook waren er ossenkoppen afgebeeld, Ariminum symboliserend als Romeinse kolonie.
Bovenop de poort zou oorspronkelijk een standbeeld van Augustus hebben gestaan. De poort wordt gesteund door restanten van de oude stadmuur en torens.
Montanara Poort
Deze Romeinse poort, kleiner dan de Boog van Augustus, was de toegangspoort voor degenen die uit de Marecchia-vallei kwamen langs de Via Aretina. De constructie dateert uit de 1e eeuw voor Christus, toen Sulla29 het verdedigings- en muursysteem van de stad herontwierp. Tegenwoordig staat deze poort aan het einde van de Via Garibaldi en ziet eruit als een ronde boog in zandsteen, maar dat is slechts één van de oorspronkelijke twee delen van de oude poort.
Brug van Tiberius
De Tiberiusbrug is een van de bekendste monumenten van Rimini. Hij werd tussen 14 en 21 na Christus gebouwd ter ere van de keizers Augustus en Tiberius en was onmisbaar om de rivier Marecchia, die ooit in het havenbekken van het kanaal uitmondde, over te steken.
Het is het beginpunt van de Via Emilia en de Via Popilia, gemaakt van Istrische steen met vijf bogen van verschillende grootte en heeft een sobere stijl maar een opmerkelijke technische functie.
Het wordt ook wel 'pont de dievli' (duivelsbrug) genoemd, omdat op een van de muren geitachtige tekens staan.
Amfitheater
Het Romeinse amfitheater werd gebouwd in de 2e eeuw na Christus in opdracht van keizer Hadrianus, om de stad momenten van vermaak te bieden en sociale spanningen te verlichten volgens het gebruik van panem et circensem (brood en spelen). Het gebouw stond ver van het centrum en oorspronkelijk buiten de stadsmuren op een steenworp afstand van de zee en de oude Romeinse haven.
Het theater was elliptisch van vorm, 118 m bij 88 m, en de afmetingen van de arena benaderden die van het Colosseum (73×44 m). Hier vonden voornamelijk gladiatorengevechten plaats. Het theater bood waarschijnlijk plaats aan 10 -12.000 bezoekers.
In de late keizertijd werden de stadsmuren uitgebreid en kwam het amfitheater binnen de muren te liggen.
In de middeleeuwen werden grote delen afgebroken en de materialen ervan hergebruikt voor andere gebouwen. Vandaag de dag zijn er slechts enkele overblijfselen over: stukken terras, trappen, glimpen van bogen en randmuren. Het gebouw werd herontdekt in 1843 door de historicus Luigi Tonini.
- Bron
- - A. Morigi: Città e Nonumenti Nell italia antica - sul più antico porto di rimini (1998)
- - Stefan Decraemer: De Romeinse havensteden van het noordelijk Adriaticum, Ariminum (Rimini) 2007/2008
- - Valentina Lepore: ITINERARIO: LA RIMINI ROMANA
- - Giovanni Rimondini: Alla riscoperta delle mura romane sconosciute a mare di Rimini tra via Settimia e via Roma (2019)
- - Giovanni Rimondini: Rimini romana ha avuto due porti? Il falso “seno di mare” di Cesare Clementini (2019)
- - Wikipedia
noten- 1: Lees voor Ravenna ons artikel ‘Romeinse Militaire Havens.’
- 2: Strabo, Geogr, 5, 1 – (Geographica)
- 3: Een Romeinse kolonie bestond alleen uit Romeinse burgers met alle rechten van een Romein; een Latijnse kolonie was een gemeenschap van Latijnen en Romeinen met minder rechten.
- 4: Romeins legeraanvoerder en staatsman. (175-86 voor Chr.). Maakte van het leger een beroepsleger met sociale rechten waaronder contracten voor betalingen en pensioen.
- 5: Bij de Rubicon begon de gedemilitariseerde zone tot aan Rome. Bij wet was het verboden voor legers om deze grens over te passeren.
- 6: Suetonius, Divus Iulius 32f.
- 7: Alessia Morigi – Doctoraat in topografie van het antieke Italië verbonden aan de Universiteit van Bologna en de Universiteit van Napels.
- 8: Giorgetti 1980, scheda 2; Sommella 1988 p. 215
- 9: Foto: Riviera Romagnola
- 10: Strabo, Geogr, 5, 1 – (Geographica)
- 11: Tijdens de tweede Punische oorlog bracht de consul T. Sempronius Longus het leger overzee van Sicilie naar Rimini ( Liv. XXI,5,7).
- 12: In het leven van aartsbisschop Johannes vertelt Agnello dat in 491 n.Chr. Theodorik de Grote vertrok vanuit de haven van Rimini voor de belegering van Ravenna, terwijl de Sorattense Kroniek herinnert aan het besluit van Karel de Grote om de havens van Aquileia, Ravenna, Rimini en Ancona uit te rusten. (TONINI 1864, p. 2).
- 13: Sigismondo Malatesta, heer van Rimini (1432 – 1468), liet omstreeks 1450 een klassieke kathedraal bouwen die men de Tempio Malatestiano noemde. De kathedraal is nooit voltooid.
- 14: TONINI 1864, p. 3; TONINI 1948, pp. 215 e.v.
- 15: RIMONDINI 1996, p. 39.
- 16: Mozaïek in Palazzo Diotallevi te Rimini. (Photo Frederico Ugolini).
- 17: Verwijs naar de monografie van Luigi Tonini uit 1864.
- 18: Voor de hypothese van een grote aanlegplaats uitgerust met aanleg- en losplaatsen en in de richting van de stad begrensd door winkels en pakhuizen, zie GOBRT, Sica 1982, p. 23. Het Horrerum Pupianum zou aan het einde van de 1e eeuw v.Chr. zijn gebouwd door een zekere C. Pupio Blasto, en volgens de overlevering buiten de oude muren bij de haven, misschien op aanwijzing van Clementini, die de plaats aanwees in het blok van S. Maria Ripa Maris, waar een gedenkplaat is gevonden.
- 19: Morigi A. 1988, pagina 73-74
- 20: Lees ons artikel: Massilia, “La Cité Phocéenne"
- 21: Foto - Artikel Giovanni Rimondini
- 22: Foto - Artikel Giovanni Rimondini
- 23: Zie noot 13.
- 24: Sesquipedale bakstenen = bakstenen met een lengte van 1 ½ Romeins voet
- 25: Manubrate bakstenen = bakstenen met een inkeping
- 26: Foto - Artikel Giovanni Rimondini
- 27: Foto - Marcllo Cartoceti, Adarte.
- 28: Foto - Sailko (Wikipedia)
- 29: Lucius Cornelius Sulla (ca. 138 – 78 v.Chr.), een Romeins politicus, veldheer en dictator ten tijde van de Late Romeinse Republiek.
- 30: Foto - Sailko (Wikipedia)
- 31: Foto - Heiko Trurnit
- 32: Foto - https://www.visitrimini.com/