20 Aug 2021

Carthago

Videsne illam urbem, quae parere populo Romano coacta per me renovat pristina bella nec potest quiescere? 1
Op deze wijze blikte de Romeinse redenaar en politicus, Marcus Tullius Cicero in 54 voor Chr. nog eens terug naar de tijd van het oude Carthago2.

Figuur 1: Ruïnes in Carthago3

CARTHAGO
Carthago werd in de negende eeuw voor Chr. gesticht aan de kust van Noord-Afrika als een Fenicische kolonie.
Volgens de legende4 was een prinses uit Tyrus5, Dido of Elisa genaamd, met een grote groep volgelingen gevlucht voor haar broer, koning Pygmalion. Aangekomen in een baai in het huidige Tunesië overtuigde ze de plaatselijke heerser, de Mauritaanse koning Hiarbas, haar een stuk grond te verkopen zo groot als zij met een runderhuid kon afbakenen. Haar mensen zouden daar dan kunnen rusten. De koning ging akkoord en Dido sneed de huid in zeer dunne stroken die ze vervolgens achter elkaar legde waardoor er een aanzienlijk gebied ontstond op een heuvel die ze Byrsa noemde (mogelijk gebaseerd op het Fenicische woord brt ‘citadel’6, of op het Semitisch woord bostra dat ‘steile helling’ betekent7). Omdat het Oudgriekse woord voor ossenhuid (βυρσα) hetzelfde klinkt lijkt het aannemelijk dat het basisverhaal uit de legende is afgeleid uit de naam van de heuvel.

Figuur 2: Dido sticht Carthago8

Een andere overlevering vertelt dat het Mauritaanse9 stamhoofd Hiarbas onderhandelde met de koning van Tyrus om zijn dochter Dido te mogen trouwen in ruil voor enkele gebouwen. Deze plaats groeide uit tot Qart Hadašt, de Nieuwe Stad, ofwel Carthago.
Carthago werd één van de meest welvarendste en machtigste stadstaten rondom de Middellandse Zee en had in de 5e eeuw voor Chr. al 400.000 inwoners, een geweldige haven en een permanente oorlogsvloot.
Door de eeuwen heen, en met name toen oorspronkelijke Fenicische plaatsen als Tyrus, Sidon en Byblos, overheerst werden door andere volkeren, slaagde Carthago erin politiek en cultureel een stempel te drukken op vele omliggende gebieden, zodat een groot deel van de inwoners van het zuidelijk deel van het Iberisch schiereiland, Sardinië, Sicilië, de Balearen en Noord-Afrika geleidelijk tot haar commerciële invloedsfeer behoorden.

Figuur 3: Stèle uit Carthago met schip10


In die tijd, zo rond 300 voor Christus, had Rome een veel kleiner grondgebied en een veel kleinere economie dan Carthago, maar toch ging het de strijd aan met de veel grotere concurrent en startte het grootste oorlogszuchtige conflict uit de oudheid: de Punische oorlogen.
Rome voerde drie oorlogen tegen de Carthagers. Tijdens de laatste, de derde Punische Oorlog (149-146), belegerden de Romeinen Carthago drie jaar lang en versloegen uiteindelijk Carthago. De stad werd afgebroken tot er een ruïne overbleef en haar territorium werd ingelijfd bij het Romeinse rijk.
Na de dood van Julius Caesar in 44 voor Chr. liet keizer Augustus echter een nieuwe stad aanleggen die ook weer de naam Carthago kreeg en die, mede omdat veel 'Puniërs' zich er opnieuw vestigden, al snel weer een stad van flinke betekenis werd.
In de loop van de eerste eeuw na Christus groeide de stad zelfs uit tot de tweede stad in de westelijke helft van het Romeinse Rijk met ongeveer 500.000 inwoners11. Alleen Rome zelf was met rond de 800.000 bewoners nog groter.
Rond het jaar 100 na Chr. werd het Romeinse amfitheater van Carthago gebouwd; een van de indrukwekkendste theaters in de Romeinse wereld.

 

 

 

Figuur 4: Amphitheater van Carthago12

 

De stad

Figuur 5: Artist impression van Romeins Carthago 13


Carthago ligt op een schiereiland in de golf van Tunis. Volgens de Griekse historicus Appianus14 had de stad een driedubbele muur van elk 45 voet hoog en 30 voet breed, met barakken voor 24.000 man en stallen voor 4.000 paarden en 300 olifanten.
Carthago had naast, zoals we straks zullen zien, diverse kleine havens c.q. ankerplaatsen, twee grote, kunstmatig aangelegde havens tussen het schiereiland en het vaste land, een handelshaven met daarachter een militaire. De monding van de Carthager haven gesitueerd nten noorden van de latere Romeinse ingang, was volgens Appianus 20 meter breed en kon worden afgesloten met een grote ijzeren ketting, zodat niemand de haven meer in-of uit kon.
Schepen voeren af en aan vanuit alle delen van zowel de Middellandse Zee als de Atlantische kusten van Afrika, Spanje, Frankrijk en zelfs England.
De ingang van de Romeinse haven (zie figuur 5) was smal met een grote wachttoren die de havens en de zee in het vizier hield. Appianus schrijft dat er 220 schepen tegelijk konden aanleggen.
Er werd gehandeld in de koninklijke purperen en blauwe verfstof uit Tyrus, tin voor het vervaardigen van brons, zilver, goud, hout, wijn, kleding, aardewerk, kleden, juwelen, lampen en vele andere goederen.

De havens

Figuur 6: Detail kaart uit 1833 van Falbe

Bijna alle Romeinse havens in de Middellandse Zee, met uitzondering van Portus, groeiden uit tot centra voor regionale overzeese handel waaraan de Romeinse annona15 werd toegevoegd.
Onderzoek naar Carthago werd al gedaan in de 19e eeuw, overigens met wisselend succes.
De eerste gedetailleerde kaart van Carthago (zie figuur 6) verscheen in 1833 van de hand van de Deense archeoloog C.T. Falbe16.
Alhoewel er op 1 kilometer ten zuiden van de stad een grote lacune van zo’n 40 km2 (het huidige meer van Tunis) lag met een laaggelegen zanderige kuststrook die de lagune beschermt tegen wind en zeestromen, schijnt men deze in de oudheid zelden als natuurlijke haven te hebben gebruikt.
Het bewijs hiervoor vinden we wederom bij Appianus in zijn verslag van de 3e Punische oorlog gebaseerd op Polybius17, waarin hij spreekt over het meer en het zandstrand: 'Een van de Romeinse consuls, Censorinus18, had zijn kamp opgeslagen bij het meer onder aan de vijandelijke stadsmuur toen zijn mannen door de ongezonde omgeving ziek werden. Hij verplaatste zijn kampement naar de zeekust'.19
In een later stadium bouwde Scipio Aemilianus20 een dam ten zuiden van de monding van de haven om op die manier de toegang tot de havens te blokkeren. De Carthagers reageerden hierop door een opening te maken aan de andere kant van de haven die direct uitkwam op open zee21.
Toen men niet alle schepen door deze opening de haven binnen kon krijgen, bonden ze deze vast aan een brede kade die gebouwd was voor het lossen van handelsschepen22. Hieruit blijkt dat de belangrijkste haven in directe verbinding stond met de open zee en het meer dus geen rol speelde.

Figuur 7: Luchtopname uit 1922 met de gegraven havens op de voorgrond en het meer van Tunis op de achtergrond

Bijna zeven eeuwen later, in 533 na Chr, laat de Griekse historicus Procopius van Caesarea23 weten dat de haven binnen de muren van de stad (Mandrakion genoemd) te klein werd geacht om de vloot van generaal Belisarius24, bestaande uit 592 schepen, te huisvesten. Daarom koos men voor een andere haven, Stagnum genaamd, zo’n 40 stadia (ongeveer 7,4 km) van Carthago verwijderd, waar overvloedige ruimte was25. Stagnum was ook het woord dat gebruikt werd door Latijnse auteurs voor het meer en de haven met deze naam was waarschijnlijk gesitueerd op de plaats van de natuurlijke opening in de zandbank.

Figuur 8: Het kustgedeelte van Carthago26

De goed gedocumenteerde bewijzen uit het gebied van de Duitse opgravingen aan de kust van de stad (zie ' German excavation site' op figuur 8) wijzen op een uitbreiding van het land boven de zee van enkele tientallen meters tussen ongeveer de 7e eeuw voor Chr. en de 2e eeuw na Chr.27 Deze opgravingen, rondom een insula (woonblok) ten noorden van de Decumanus Maximus, bevonden zich dicht bij het centrale deel van de Romeinse stad en gezien de uniformiteit van de niveaus vanaf de Antonijnse baden richting havens, lijkt het waarschijnlijk dat dit groeipatroon zuidoostwaarts algemeen van toepassing is.
De twee door mensen aangelegde havens zijn het resultaat van de uitgraving van kustafzettingen, die waarschijnlijk dateren uit een tijd die dicht ligt bij het einde van het zelfstandige bestaan van Carthago, in het midden van de 2e eeuw v. Chr. We kennen deze havens uit literaire bronnen28 en uit de archeologie van hun Punisch – Byzantijnse ontwikkeling.
Ten tijde van de derde Punische oorlog (149 - 146 voor Chr.) was de binnenste cirkelvormige haven, het zgn. Ilot de l’Amiauté (het Admiraliteits eiland) een marinearsenaal29, terwijl de buitenste 'rechthoekige' haven volgens Appianus bestemd was voor de koopvaardij. Uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit een aanzienlijk bekken was met kades die waren ingesloten tussen de stadsmuur aan de zeezijde (oost) en het Tophet (heiligdom van Tanit) aan de westzijde. Het sloot aan de noordzijde aan op de cirkelvormige haven en de ingang was gesitueerd aan de zuidkant. Tijdens de Carthager periode bevond deze ingang zich, zoals eerder gezegd, ten noorden van de latere Romeinse ingang. De laatste werd afgebakend door twee stenen pieren in opus caementicium (zie figuur 14).

Figuur 9: Reconstructiemodel (museum Carthago)

Een nieuwe functie voor het Ilot.
Tijdens de Romeinse overheersing veranderde het Ilot de l’Amirauté in een door een zuilengalerij omgeven plein met in het midden een tempel en een achthoekige gebouw. Dit gebeurde waarschijnlijk in de tweede of  derde eeuw na Chr. Later werden er aan de zuilengalerij, net als achter het theater in Ostia, kantoorachtige ruimten toegevoegd.
In een put op het centrale deel zijn dertig ostraka (beschreven potscherven) teruggevonden waarop het transport van olijfolie door de mensor olei (ambtenaar belast met het transport van olie) vermeld staat30:

POS(T) CONS(ULATU)S 
MODESTO ET ARINTHEI
XIIII K(A)L(ENDAS) MART(IAS) FELIX MENSOR OLEI FOEI
KARTHAG(INIENSIS) SUSCEPIMUS PER NAV(I)C(U)LA(M) 

Figuur 10: De ostrakon gevonden in de Ilot l’Amirauté

Zijn naam was dus Felix en de datum 372/373 na Chr. Dit kan wijzen op een annonaire rol voor de haven, waarin documentatie en wellicht verscheping van oliefolie bestemd voor Rome plaatsvond.
Bij een opgraving aan de Noordkant van de haven, vlak bij de kades is een opeenvolging van werkplaatsen uit de 1ste tot de 7de eeuw na Chr. blootgelegd. Deze lijken deels verband te houden met een lakenindustrie en op basis van de overblijfselen kan men concluderen dat er een geïntegreerd geheel was van verschillende ambachten met een steeds sterkere centrale controle in de latere keizerlijke periode31. Het zou kunnen dat de ombouw van het Ilot samenviel met keizer Commodo's oprichting van de Afrikaanse graanvloot, de Classis Commodiana, en het omdopen van Carthago tot Colonia Commodiana Togata in 186 na Christus.
Een ander scenario suggereert dat het Ilot gebruikt werd als een commerciële haven marktplaats waar annona gerelateerde goederen werden verhandeld en dat ambachtelijke productie op het terrein aan de haven ook in eerste instantie voor commerciële doeleinden bedoeld was32.
Het rechthoekige havenbassin behield haar vorm uit de Punische periode maar werd in het zuiden wel aangepast met een Romeinse toegang tot de haven. De nieuwe Romeinse strekdammen boden meer kade capaciteit en de meest zuidelijke pier strekte zich uit in zee zodat er aan die kant nog meer ruimte kwam voor schepen om af te meren. Al tijdens de Punische fase was er aan de westzijde een 15 meter breed kade-gebied dat uitkwam op een straat die evenwijdig liep met het havenbassin. Ten westen hiervan bevond zich een groot tempelcomplex dat waarschijnlijk in de Romeinse tijd was gewijd aan Saturnus, Venus en Caelestis ter vervanging van het oorspronkelijke Tanit heiligdom uit de Punische periode .
Falbe’s kaart (figuur 6) laat aan de oostzijde de aanwezigheid zien van regelmatige celvormige structuren, die in een smalle strook over de gehele lengte van de kust lopen vanaf het Antonijnse badhuis tot aan de haveningang in het zuiden. Deze structuren, die ook terug te vinden zijn in andere Romeinse havens als Leptis Magna, worden normaal gesproken geïnterpreteerd als opslagplaatsen/handelskantoren.

Figuur 11: Pakhuizen op de kade van Leptis Magna (Jean-Claude Golvin)

Alhoewel de gebouwen en de ruimte ervoor op oude kaarten van Carthago ook werden gezien als Romeinse kades33, roept het wel een probleem op dat reeds in 1899 werd opgemerkt door Henri de Roquefeuil34 die een zeewering van keien aantrof tussen de zee en de voornoemde kade waardoor hij meende dat dit nooit een aanlegkade kon zijn geweest: ‘De gehouwen stenen vormden een eenvoudige barrière gevuld met stortsteen (blocages) die nog steeds zichtbaar was en de verschillende ornamenten die ik rondom zag (gebeeldhouwde stenen, marmeren delen van zuilen enz.) bewijzen dat deze kade meer voor het plezier dan voor utilitaire doeleinden werd aangelegd’ 35. Deze visie wordt door andere wetenschappers verworpen.

Figuur 12: De celstructuur en cementen fundatie zonder zeewering

Een andere onderzoeker, Charles Saumage36, pleitte daarom, met een mentaal beeld van het stratenplan van Carthago dat hij had ontdekt in gedachte, voor een zee promenade met een zuilengalerij aan de buitenrand van de veronderstelde insulae. Overigens is ook deze laatste zienswijze aan kritiek onderhevig. In ieder geval blijft door de zeewering de toegang tot de kades vanuit zee onmogelijk. 
Een ander chronologisch punt zijn de restanten van het zgn 'Bloc de Neptune', het fundament van een massief monument van 18 x 9 m dat waarschijnlijk een triomfboog was aan het einde van de Decumanus Maximus.  Dit ligt juist tegenover de Byrsa heuvel en was misschien de allereerste landingsplaats van de Feniciërs. Een archaïsche Fenicische kade zou hier op zijn plaats zijn. De Romeinen zouden daar dan veel later dit betonnen block hebben gemaakt als fundering voor een monument/boog. Het type beton suggereert een datum uit de hoogtij van het keizerrijk. Dit wordt ook ondersteund door het feit dat bij de fundering van het monument sporen van een houten bekisting zijn gevonden, waardoor men mag veronderstellen dat het monument in zee werd gebouwd volgens de methode van Vitruvius37.
De zeewering ligt aan beide zijden van het monument en buigt zich daar als het ware omheen (zie figuur 9). De zeewering moet daarom later zijn gebouwd om het land tegen de zee te beschermen. Het monument en de celachtige structuren die hiermee worden geassocieerd zijn dus van een vroegere datum en keken oorspronkelijk uit over zee.
Als we de celachtige structuren beschouwen als kades aan de zeekant, dan lopen we nog tegen een ander probleem op. De meest voorkomende windrichting bij Carthago is het noordwesten (zie Ancient Ports Antique). De kades lopen van noordoost tot zuidwest en boden derhalve beperkte bescherming aan schepen. We hebben desalniettemin zowel geschreven als archeologische bronnen die het tegendeel vertellen.
De geschreven bron komt wederom van Appianus van Alexandrië in het verslag van de Romeinse overwinning tijdens de 3e Punische oorlog. Hij beschrijft hier de wijde kade voor de stadsmuur waar kooplieden hun goederen lossen. De Carthagers bouwden er een buitenwerk op om het te beschermen. Aangezien deze buitenste kade door de noordoost-golven kon worden aangevallen, kan ze door erosie zijn ondermijnd, zodat ze uiteindelijk moest worden beschermd of vervangen door de stortstenen wal.
De tweede verdedigingslijn van stortstenen (de boulder seawall op figuur 8) werd later door de Romeinen toegevoegd. Het gevolg was dat geen enkel schip de buitenste kade meer kon bereiken en dat de binnenhaven alle verkeer moet hebben overgenomen.
Er werd in 146 voor Chr. om de kade gevochten en deze werd ingenomen door Scipio's soldaten. De laatst genoemde plaatste er 4.000 man langs en bouwde er zijn eigen fortificatie op38.
Deze losplaats was dus geen steiger maar duidelijk iets zeer substantieels. Gezien de 4.000 man aldaar gestationeerd en twee fortificaties is het moeilijk om het als iets anders te zien dan de lange zeedijk waar later de Romeinse celachtige gebouwen werden neergezet. Bovendien maakt de snelle uitbreiding van deze zeedijk, gedocumenteerd in de Duitse opgravingen, het bestaan van een losplaats voor de stadsmuurzeer  aannemelijk39. De waarschijnlijkheid van Carthaagse losplaatsen op de hoofdzeedijk ondersteunt dan de interpretatie van Romeinse kades en gebouwen op hetzelfde stuk.

Figuur 13: De haven ingang met het quadrilateraal van Falbe

De haveningang
Zo’n open kade roept de vraag op of er bescherming was voor schepen die daar aan het lossen waren.
Voor het noordelijk deel van de kust moet dit een groot probleem zijn geweest. Er bevonden zich daar geen natuurlijke havens. Schepen moesten aanmeren langs de kade of verder van de kust voor anker gaan waarna kleinere boten de goederen moesten lossen en/of laden. De zeediepte langs de kust was zeer gering en men moest minstens 50 meter uit de kust varen om 3 meter waterdiepte te bereiken. Wellicht bouwden de Puniërs steigers vanaf de kade om tot 2 à 3 meter diepte te komen.
De bescherming van de toegang tot de kunstmatige havens wordt wel gezien als de functie van het zogenaamde 'quadrilateraal' langs de kust van Carthago op het zuidelijkste puntje van de zeedijk van de stad. Deze werd voor het eerst gedefinieerd door Falbe in 1833 (zie figuur 6 en 13).
Vroeger dacht men dat de diverse onderdelen van ‘Falbe’s quadrilateraal’ uit één constructie bestond. Onderzoek uit de laatste jaren heeft aangetoond dat het is samengesteld uit elementen van verschillende datum die afzonderlijk moeten worden beschouwd.
Het vroegst overgebleven element, en het enige van mogelijke Punische datering, is de noordelijke pier van keien, die zich loodrecht op de kustlijn in zee uitstrekt over een lengte van ongeveer 75 m (figuur 13-1). Deze lijkt gebouwd voor de Romeinse kustuitbreiding en, als de pier zich landinwaarts uitstrekte zoals Falbe's plan suggereert, kan deze er eerder zijn geweest dan zowel de celachtige gebouwen op Falbe's plattegrond als de verdere, mogelijk contemporaine, 'cellulaire structuur' ten zuiden ervan. Deze Noord-pier was er duidelijk vroeger dan de ‘Oost-pier’ ( figuur 13-2) en zou gediend kunnen hebben als golfbreker. Volgens Henri Hurst zouden schepen die aan de open kust in het noorden aan het lossen waren, bij slecht weer naar de lijzijde van deze pier uitwijken. Arthur de Graauw meent dat de afstand te groot was en er slechts plaats was voor maximaal vijf schepen. Hij is het dan ook meer eens met de tweede veronderstelling van Hurst dat, als deze golfbreker, zoals het er nu naar uitziet, van Punische oorsprong was, de locatie dan ook een aanduiding zou kunnen zijn voor de ingang van de kunstmatige Havens.

Figuur 14: Zuidelijke pier bij de Romeinse haveningang 40

Augustinus' verslag van zijn vertrek uit Carthago, met een schip dat klaar lag in de buurt van de kerk van St. Cyprianus laat er weinig twijfel over bestaan dat er ten minste één ankerplaats was aan de noordkant van de stad41. De Franse onderzoeker Louis Carton42 suggereerde dat er een kleine haven zou zijn geweest ten zuiden van het huidige Borj Djedid (Bourge Gjedid op figuur 6) op de plaats die later werd ingenomen door de Antonijnse baden en de insulae ten zuiden daarvan. Hij meende ook dat dit de originele Punische handelshaven was waarvan de binnenste waterlijn werd gemarkeerd door vondsten van met schelpen ingelegde Punische stèles. 
Er lijkt dus sprake te zijn geweest van bescherming voor schepen aan beide uiteinden van de open zeedijk van Carthago, mogelijk zowel in de Punische als in de Romeinse periodes. Cicero beschreef Carthago reeds als succincta portibus ('omgeven door havens'). Verder onderzoek zou dit kunnen bevestigen.
Ten zuiden van de Noord-pier loopt een 90 meter lange, celachtige structuur van noordoost naar zuidwest. Deze loopt schuin ten opzichte van alle andere structuren in het vierkant, maar op bijna exact dezelfde lijn als het algemene zee front ten noorden van de havens. Yorke en Little beschreven in 1970 deze structuur als een betonnen constructie, "bekleed met fijn bewerkte metselblokken en met aan de voorzijde een platform van 2,50 m breed. " Bij verder onderzoek in 1977 werd opgemerkt dat er bij de fundering gebruik was gemaakt van bekisting43. Ook suggereerde men dat deze structuur aan het zuid einde werd onderbroken door de pier die de oostkant van de Romeinse haveningang vormde.
De laatste structuur in het vierkant is waarschijnlijk de oostelijke pier geweest, een (bijna overal) dubbele muur van keien, die ongeveer 400 m vanaf het uiteinde van de noord-pier naar het zuiden liep en schuin grensde aan de opus caementicium-pier aan de oostzijde van de Romeinse havens.

Figuur 15: Ruïnes van de Thermen van Antoninus Pius

Epiloog
Dat Carthago uiteindelijk als handelspartner belangrijk was voor de Rome moge mede blijken uit het feit de stad een eigen vertegenwoordiging had in statio 18 op de Piazzale delle Corporazioni in Ostia. Tot op de dag van vandaag zijn er ook in Carthago nog veel plaatsen te bezoeken die kunnen getuigen van haar rijke verleden: de restanten van de dubbele kunstmatige havens, het amfitheater, het aquaduct, de waterreservoirs, het badhuis van Antonius Pius, straten, villa’s en nog veel meer (klik hier voor een video).
Ondanks de Romeinse vernietiging zijn er toch nog enige sporen terug te vinden van de Fenicische stad zoals het Tophet uit de achtste eeuw voor Chr, de wijk Magon uit de vijfde tot vierde eeuw voor Chr. en de wijk Hannibal bij de St Louis Kathedraal uit de derde tot tweede eeuw voor Chr.
Inmiddels staat de stad op de UNESCO werelderfgoedlijst en zullen er hopelijk snel weer fondsen vrij komen om deze belangrijke havenstad verder bloot te leggen.

Figuur 16: Villa in Carthago 44
Figuur 17: Statio 18 op de Piazza delle Corporazioni in Ostia
  • Sources
  • - Henry Hurst: Understanding Carthage as a Roman Port
  • - Encyclopædia_Britannica
  • - Arthur de Graauw - www.AncientPortsAntiques.com


  • Noten
  • 1: Vertaling: Zie je die stad die, nadat zij door mij is gedwongen te gehoorzamen aan het Romeinse volk, oude oorlogen hervat en de vrede niet kan bewaren?
  • 2: Marcus Tullius Cicero 106 – 43 voor Chr. : De re publica 6.11
  • 3: Foto- Wikipedia
  • 4: Aeneis van Vergilius
  • 5: Lees artikel ‘Tyrus, geboorteplaats van Europa’
  • 6: María Eugenia Aubet, The Phoenicians and the West: Politics, Colonies, and Trade
  • 7: Werner Huss, ‘Der Name der Byrsa von Karthago’, Klio, 1982, nr. LXIV, 1982, pp. 403–406
  • 8: Giambattista Pittoni (1687–1767)
  • 9: Niet te verwarren met het huidige Mauretanië. In de oudheid was het gesitueerd op de noordkust van Afrika, ongeveer het huidige Marokko en Algerije.
  • 10: Foto: Pascal Radigue (Wikipedia)
  • 11: Time Magazine - Servanda Est Carthago!
  • 12: Foto: Collection personnelle Bertrand Bouret (Wikipedia)
  • 13: Foto: Vividmaps.com
  • 14: Appianus Alexandrinus; 95-165 na Chr) oud-Grieks historicus uit Alexandrië. Schreef de Romeinse geschiedenis van de republiek tot het midden van de tweede eeuw geordend naar regio’s.
  • 15: Jaarlijkse bevoorrading van levensmiddelen (voornamelijk graan) voor de bevolking van Rome.
  • 16: Falbe C.T., Deens archeoloog: 1833. Recherches sur l’emplacement de Carthage. Paris.
  • 17: Polybius- Grieks historicus (203 – 120 voor Chr.), bekleedde militaire en politieke functies en maakte als vriend van Scipio Africanus de verwoesting van Carthago mee.
  • 18: Lucius Marcius Censorinus, consul in 149 voor Chr.
  • 19: Appianus Libyca 97, 99
  • 20: Scipio Aemilianus: Romeins militair en politicus. Bracht Carthago ten val in de derde Punische oorlog.
  • 21: Waar deze ingang lag is niet bekend. Wellicht aan de zuidkant van de noordelijke pier of een doorsteek vanaf de ronde haven naar zee.
  • 22: Appianus Libyca 121-23
  • 23: Procopius van Caesarea (500-565 na Chr) vergezelde generaal Belisarius tijden de oorlogen van keizer Justinianus.
  • 24: Flavius Belisarius (505-565 na Chr.) Een van de grootste generaals uit het Oost-Romeinse Rijk. Hij heroverde in naam van Justinianus I van Byzantium een groot deel van het verloren gegane West-Romeinse Rijk.
  • 25: Over welke stad het hier gaat is nog onzekerheid.
  • 26: Tekening naar Yorke en Little 1975, figuur 4 en 8, Rakob 1991, bijlage 36, en Hurst 1999, figuur 2
  • 27: Rakob F. 1991. Karthago, Band I. Die Deutschen Ausgrabungen in Karthago. Mainz. Beilagen 37-40
  • 28: Appianus- Libyca 96
  • 29: Volgens het verslag van Appianus waren er loodsen voor 220 schepen; niet minder dan 170 kunnen worden afgeleid uit de archeologische overblijfselen (Hurst 1994, 39).
  • 30: Pena 1998, 123, no 2: “Na het consulschap van Modestus en Arintheus [AD 373], 14 dagen voor de Kalender van Maart [16 februari], ontvingen wij Felix, weger van de olijfolie op het Forum van Carthago, met de boot van ....
  • 31: Hurst 1994, 64-70
  • 32: De Ilot als ‘maritieme agora’ onder Justinianus: Procopius, De Aedifciis VI, v, 10. (zie Hurst 1994, 114-115)
  • 33: Bordy’s kaart van Carthago uit 1897
  • 34: De Roquefeuil Henri (1869 – 1928) Frans onderzoeker
  • 35: De Roquefeuil 1899, 36
  • 36: Charles Saumage 1960, Le lungomare de Carthage romaine.
  • 37: Zie 'Pompeiopolis romeinse haven in türkije'
  • 38: Appianus- Lybica 123-25
  • 39: Rakob 1991. Bijlagen 37-40 geven een overzicht van de kust ontwikkeling vanaf de 5e eeuw voor Chr.
  • 40: Foto: Henry Hurst
  • 41: Confessions V, 8, 15,
  • 42: Carton L., 1911. Le port marchand et le mur de mer de la Carthage punique. Revue
  • 43: ‘Wall C’: Yorke and Davidson 1985, 161-162
  • 44: Foto: Marcella Miriello/stock.adobe.com

 

Waardeert u ons werk?

Wordt lid van Roman Ports en ontvang het boek of doe een donatie!

Wordt lid en steun ons
Recente artikelen & projecten

De teruggevonden vloot van Pisa

De teruggevonden vloot van Pisa

 

In 1998 werd bij toeval een ongelooflijk archeologisch erfgoed ontdekt in de buurt van het station Pisa San Rossore....

Lees meer...

Leptiminus

Leptiminus

Op de plaats van het huidige Lamta aan de oostkust van Tunesië lag al in de oudheid een havenstad met de naam Leptis Minor ....

Lees meer...

Romeins Zeehandelsrecht

Romeins Zeehandelsrecht

 

Het Romeinse recht is het fraaiste monument dat Rome aan West-Europa heeft nagelaten....

Lees meer...

Sullecthum (Salakta)

Sullecthum (Salakta)

In de Sahel, in de Tunesische provincie Madhia vinden we aan zee het kleine stadje Salakta....

Lees meer...

Colonia Julia ad Turrem Libisonis

Colonia Julia ad Turrem Libisonis

.....waarschijnlijk gesticht door Julius Ceasar in het noord-westen van Sardinië.

Lees meer...
Laatste nieuws

About Roman Ports

Amor and PsycheWe are committed to providing versions of our articles and interviews in several languages, but our first language is English.

Please become a member of the Facebook group, which is our main communication platform. There you can learn about upcoming events and items of interest, post your own photos, or share any stories or general questions you may have.

If you have specific questions about our organisation, questions about financial issues, if you would like to assist in the production of our online magazine, or if you have specific requests or ideas for content, use our contactform below. You can contact us in any language!