Tarracina (modern Terracina) is een gemeente in de Italiaanse provincie Latina gelegen aan de kust en de Via Appia, zo’n 56 kilometer ten zuidoosten van Rome.
Tarracina lag op een tamelijk strategisch punt: namelijk op de plaats waar de Volsci heuvels uitlopen in de Tyrreense Zee en was volgens Livius ‘urbs prona in paludes’ (een stad omring door moerassen = de Pontijnse moerassen).
De stad is waarschijnlijk gesticht door de Volsci en staat in oude bronnen dan ook bekend onder de naam Anxur1. De naam Anxur was een equivalent van de jonge God Zeus (bij de Grieken) en Jupiter (bij de Romeinen). Deze God Iuppiter Anxur of Anxurus was de beschermgod van Tarracina en werd vereerd in een tempel op de Mons Neptunus (huidige Monte S. Angelo) die gebouwd werd aan het einde van de tweede eeuw voor Chr.
Het oude Terracina lag op de top van de heuvel voorzien van een helling met terrassen waarop diverse andere tempels stonden. Naast de tempel van Jupiter stond een kleinere tempel gewijd aan Venus Obsequens (welwillende Venus).
Tarracina stond al sinds 509 voor Chr. onder gezag van Rome zoals blijkt uit het eerste verdrag tussen Rome en Carthago2. Kort daarna werd de stad heroverd door de Volsci om uiteindelijk in 329 voor Chr. voorgoed een Romeinse kolonie te worden onder de naam Colonia Anxurnas. Tijdens Sulla3 verrezen er diverse monumenten in de stad gebouwd in opus incertum4 en opus reticulatum5, zoals het Romeinse theater, de muur om Mons Neptunus en de tempel van Iuppiter Anxur.
In de keizertijd brak er, tussen de eerste en tweede eeuw na Chr., een nieuwe bouwperiode aan waarbij onder meer het grote Forum van dat, volgens een inscriptie, werd bestraat door een zekere Aulus Aemilius (AVLVS AEMILIVS STRAVIT), en vele religieuze en maatschappelijke gebouwen met als hoogtepunt; de haven van Trajanus.
De havens van Trajanus
Waarschijnlijk was er ten tijde van de Romeinse Republiek al een soort van haven of ankerplaats in of vlakbij Tarracina. De aanleg van de Via Appia in 312 voor Chr. speelde een belangrijke rol in de ontwikkeling van de stad. De weg, van Rome tot aan het huidige Brindisi aan de zuidoostkant van Italië, liep over de heuvel dwars door de oude stad.
Nou was de Tyrreense kustlijn bijna totaal verstoken van natuurlijke havens die zo belangrijk waren voor de ontwikkeling van Rome. Niet alleen militair gezien maar ook economisch. Er werd hoe langer hoe meer handel gedreven over zee en schepen hadden derhalve ook steeds meer behoefte aan plaatsen waar ze in de luwte hun lading in kleinere schepen konden overhevelen om ze vervolgens aan wal te brengen. Dit bleef echter een hachelijke en kostbare onderneming.
Een tweede optie was te zoeken naar bevaarbare rivieren waar meer landinwaarts kon worden geladen en gelost8.
Met de uitvinding van het hydraulische beton aan het einde van de derde eeuw voor Chr. kwam daar al spoedig verandering in. Men had nu de mogelijkheid om kunstmatig beschutte havens te bouwen daar waar geen natuurlijke bescherming aanwezig was. Zo werd er in 179 voor Chr. door een zekere M. Aemilius Lepidus9 vlak bij Tarracina een strekdam ter bescherming van de schepen gebouwd die grote positieve gevolgen had voor de handel in de gehele omgeving10.
In 37 voor Chr. liet M. Vipsianus Agrippa11 Portus Iulius bouwen door de architect Lucius Cocceius aan de noordwest kant van de Golf van Napels. De haven, bedoeld als militaire haven, was door verzilting slechts een kort leven beschoren en werd vrij spoedig verplaatst naar het nabijgelegen Misenum12.
Toch was de bouw van Portus Iulius min of meer het startsein voor de bouw van meer grote kunstmatige havens langs de Tyrreense kust. Daar kwam nog bij dat er tussen de tweede eeuw voor Chr. en de tweede eeuw na Chr. een aanzienlijk aantal villa’s aan de kust werden gebouwd die ook bevoorraad moesten worden en waarvan uit tevens vaak handel werd gedreven. Hiervoor werden vaak eigen havens gebouwd. Ging de voorkeur in de republikeinse tijd nog uit naar rivierhavens, in de keizertijd waren het vooral de kusthavens die in de belangstelling stonden.
Aan het begin van de tweede eeuw na Chr. investeerde keizer Trajanus (98 – 17 na Chr.) in een groot infrastructuur programma in Italië. Aan de Adriatische kust bouwde hij de haven van Ancona13 en aan de Tyrreense kust breidde hij Portus, de enorme maar risicovolle haven van Claudius aan de monding van de Tiber, uit met een nieuw, zeshoekig bassin14. Portus had een speciale status van wege haar relatie met Rome en met Ostia. Ostia gold niet alleen als de graanleverancier van de grootste stad van het keizerrijk maar ook als distributiecentrum voor het hele westelijke Middellandse Zee gebied.
Toen Portus ook niet meer voldoende capaciteit voor het zich steeds steeds meer uitbreidender Rome kon garanderen besloot hij nog twee havens te bouwen. Eén in Centumcellae15 (Civitavecchia) in Etruria en Tarracina in Latium. Deze twee havens waren bedoeld als satelliet haven van Portus16.
De haven van Tarracina besloeg ongeveer 11 ha en had 1200 meter aan kadelengte17, ongeveer de grootte van de haven van Lepcis Magna in het huidige Libië18.
Om de haven van Tarracina nog beter te verbinden met het achterland en Rome liet Trajanus de voet van de rots (Pisco Montano) waar de stad op was gebouwd uithakken zodat er langs de haven ruimte kwam voor een weg. De Via Appia, die tot dan toe over de heuvel liep, dwars door de stad, werd nu omgelegd naar de voet van de heuvel; liep vervolgens langs het Canneto kanaal en sloot aan de noordwest oever van het Lago di Fondi weer aan op de oude weg.
De hoogte van de weggehakte rots is heden ten dage nog af te lezen aan de merken die om de 10 Romeinse voet zijn aangebracht op de verticale muur. Het laagste merk, CXX (120 feet), bevindt zich op ongeveer 1 meter boven het huidige straatniveau.
Nu konden er ook verschillende belangrijke gebouwen onder aan de heuvel, vlak naast de haven worden gebouwd. Met name Sulla heeft veel nieuwe gebouwen in het havenkwartier laten bouwen20.
Naast de Via Appia was ook de aanleg van de kustweg, de Via Severiana, die liep vanaf Portus naar Tarracina, van groot belang.
Vanaf dat moment had Tarracina goede verbindingen over land als over zee en bleef een belangrijke havenstad, niet op de laatste plaats door levering van hout en lijm voor de bouwindustrie in Rome. Daarnaast was het mede betrokken bij de export van de beroemde Caecubische21wijn. De Dressel 18 amforen die werden gevonden in het wrak van Madrague Giens bleken in de regio van Terracina te zijn geproduceerd22.
Zowel Centumcellae als Tarracine waren omringt door oudere en kleinere havens. Bij Centumcellae waren dat Pyrgi 24, Castrum Novum en Graviscae; Tarracina werd geflankeerd door Circeo en Fundi. Tarracina was een haven aan de Tyrreense Zee die door een keizer was gebouwd maar er was echter, in tegenstelling tot de andere havens, geen connectie met een keizerlijke villa.
Circeo
Monte Circeo is de enige heuvel in het vlakke landschap van de Platijnse moerassen. Aan de oostzijde is de oudst bekende nederzetting gevonden. In grotten aan de voet van de heuvel zijn Neanderthaler botten gevonden. De Romeinse kolonie halverwege de heuvel is een van de oudste kolonies25.
Aan de westzijde van de heuvel was een kleine haven gesitueerd aan een kanaal dat was bedacht door Nero en gerealiseerd door Domitianus. Het plan van Nero was om een waterwegsysteem voor binnenvaart schippers te creëren dat onafhankelijk vervoer van goederen, zonder belemmering door weer en golven, tussen Puteoli en Rome zou waarborgen. Dit systeem is overigens nooit tot stand gebracht. Het kanaalsysteem verbond in ieder geval de villa’s in het achterland met de Middellandse Zee.
Er liepen twee van de door Nero geplande kanalen rondom Mount Circeo. De Fossa Augusta liep langs de noordkant van de heuvel alhoewel het niet zeker is of dit kanaal helemaal voltooid was.
Een tweede, maar kleiner kanaal was het zogenaamde’ haven-kanaal’ met aan de zeezijde de kleine haven. Dit kanaal verbond de zee met Lake Paola waar Domitianus zijn villa had hetgeen voor hem kennelijk belangrijker was dan de verbinding met Rome. Er is geen enkel bewijs dat Domitianus enig ander kanaal van Nero afmaakte. Het kanaal, met een lengte van 1 km, gebouwd uit opus caementicium26 , opus reticulatum en opus mixtum27, verbindt nog steeds het meer en wordt tegenwoordig voornamelijk gebruikt door vissers.
De 17e -eeuwse Duitse historicus en geograaf, Lucas Holstenius, memoreerde de aanwezigheid van diverse ijzeren ringen aan de kanaalmuur die waarschijnlijk bedoeld waren om schepen vast te leggen28.
Fundi
De stad Fundi ligt ten oosten van Terracina, dus meer landinwaarts. De stad was d.m.v. diverse kleine kanalen en Lago di Fondi verbonden met de Tyrreense Zee. Het Canale Canneto loopt evenwijdig aan de Via Appia Traiana. Het Canale Sant’Anastasia loop minder recht en was waarschijnlijk bevaarbaar.
Verschillende klassieke auteurs noemen de witte caecubo wijn als belangrijkste exportproduct29, hetgeen ook wordt bevestigd door de ladingen van gevonden scheepswrakken. De amforen voor de wijnhandel werden geproduceerd aan de monding van de twee genoemde kanalen.
Er is niet echt een haven gevonden aan de mondingen van de rivieren alleen de reeds genoemde strekdam van Lepidus in de buurt van de kanalen wordt door Livius genoemd30. Waarschijnlijk kwam deze ankerplaats met beschermende dam ten goede aan de bouw van zijn eigen villa.
Vanaf de tweede helft van de eerste eeuw na Chr. werden de meeste villa’s verlaten en stopte ook de productie van amforen. Plinius geeft als reden op dat de wijnbouw werd verwaarloosd omdat eigenlijk niemand meer was geïnteresseerd in het scheepvaartkanaal van Nero tussen Puteoli en Rome.
Tarracina
De stad was eigenlijk verdeeld in drie sectoren: de oudste sector was de bovenstad, op een kleine heuvel en omringd door een stadsmuur.
Aan de voet van de heuvel, bij de zee, is de benedenstad met de havenkwartieren.
De derde sectie ligt hoog op de punt van de heuvel en vormt de Acropolis met de tempel van Jupiter Anxur die nog steeds vanaf zee te zien is.
Er zijn geen details van een haven in Tarracina bekend van voor de 2e eeuw na Chr. Hierbij is opvallend een verslag uit 68/69 na Chr. waarin Tacitus de slagen uit de burgeroorlog van dat jaar beschrijft: de troepen van Vespasianus zaten verschanst op de heuvel in de stad. Toen zijn mannen naar hun schepen vluchtten, wordt beschreven hoe ze naar het strand renden om hun schepen te bereiken31 - er wordt echter geen haven genoemd.
De eerste genoemde haven is die van Trajanus. Deze werd later door Antoninus Pius uitgebreid met een nieuwe pier32.
Het meest uitgebreide onderzoek naar de haven van Tarracina stamt uit 188133. Hieruit weten we dat de haven zich bevond aan de monding van een klein kanaal dat evenwijdig liep met de Via Appia.
Behalve de fundering van de oostelijke pier van Trajanus is er tegenwoordig niets meer zien van de haven. Het antieke havenbassin is zo goed als compleet dichtgeslibd en het kanaal is door getrokken naar de Tyrreense Zee (zie foto 12).
Het oude bassin had een diameter van 375 meter en de haveningang, die kunstmatig landinwaarts was gegraven, bedroeg 120 meter. De hierbij verwijderde grond is nog te zien in de kleine heuvel ‘Montone’ in het overigens vlakke landschap.
De havenstructuren bestonden uit twee rechte pieren aan weerszijden van het kanaal. De oostelijke pier van ongeveer 170 meter eindigde bij de oude haveningang. De westelijke, ook gebouwd door Trajanus, was 230 meter lang en recht. In een latere aanpassing werd deze in een boog verlengd tot de andere kant van de haveningang. De pieren waren 15 meter breed en tonen duidelijk sporen van gebouwen die er op stonden. Deze daalden stapsgewijs af naar het water. Aldus een beschrijving uit 1881.
De oostelijke pier is dus nog steeds te zien, terwijl de westpier wordt afgedekt door de moderne bebouwing. In 1881 stond er overigens op de oostpier een gevangenis, gebouwd op de restanten van de oude havenstructuren. Het zuidelijke deel van de pier had een breedte van 18 meter en laat ook sporen van een bouwontwikkeling. Langs de promenade liggen nog steeds grote stukken van gewelven die getuigen van de grote pakhuizen die vroeger op de pieren stonden.
Het Trajanus Relëf
Voor hoever Trajanus zich zelf echt met de uitbreiding van de haven heeft beziggehouden is niet geheel duidelijk. Men baseert zich hierbij op een reliëf waarop een havenbouwscene is te zien. Tevens is er in de onmiddellijke nabijheid van de haven een anderhalve meter hoge stèle gevonden waarop staat dat Trajanus in het negende jaar van zijn regering iets uit eigen middelen heeft gefinancierd34. Waarschijnlijk werd deze stèle gevonden aan de monding van het kanaal.
Het reliëf is 55 cm lang en 24 cm hoog en aan beide uiteinden niet volledig. Het stelt aan de linker zijde handwerklui voor die een kademuur of dam bouwen. Er zijn vier arbeiders betrokken bij die bouw. Links draagt één van de arbeiders, in gebukte houding, iets uit het beeld terwijl hij van een man naast hem aanwijzingen krijgt. Rechts achter deze ‘opzichter’ staat een andere man in tunica en mantel. Rechts voor de ‘opzichter’ is een metselaar bezig. De muur heeft inmiddels zijn volle hoogte bereikt met een kroonlijst en een ankersteen. Achter de muur staat een bouwkraan waarmee een derde arbeider een steenblok verplaatst. Een vierde zit voor de kraan een rotsblok te bewerken met een hamer.
Op de rechterzijde van het reliëf kijken zes personen hoe het werk verloopt. Eén van de mannen zit op een verhoging, een sella curulis (ambtszetel voor hogere magistraten). Deze man is groter afgebeeld dan de anderen. Hij draagt een harnas met daar overheen een mantel. Omdat zijn hoofd is weggeslagen is deze persoon niet te identificeren. Hij wijst naar het bouwwerk.
Op de verhoging staan nog twee mannen waarvan de voorste ook een tunica en een mantel draagt. Rechts van de meest rechter persoon is de vorm herkenbaar van de punt van een rostrum (scheepssneb) hetgeen doet vermoeden dat er op het ontbrekende rechterstuk een schip stond afgebeeld.
Dit reliëf zorgt in ieder geval voor controversiële meningen. In 1881 zag de la Blanchère in de zittende persoon keizer Trajanus35. Vijftig jaar later, In 1938, kwalificeerde men het reliëf als een falsificatie. Pas in de jaren negentig van de vorige eeuw werd het reliëf door de Italiaans professor Filippo Coarelli weer als echt aangemerkt36. Hij dateerde het reliëf in de laat-republikeinse tijd of, op z’n laatst, in de vroeg-Augustus periode. Hierdoor viel de vermeende havenbouw door Trajanus af. Bij het kijken naar de schoenen van de zittende man moet echter ook de datering uit de republikeinse tijd in twijfel worden getrokken, omdat deze meer overeenkomen met de bontlaarzen van de keizer dan met de schoenen van senatoren of patriciërs die in de republiek werden afgebeeld. We zullen dus moeten wachten op de juiste datering van het reliëf om vast te kunnen stellen of hier Trajanus wel of niet werd afgebeeld; en zo niet, welke andere persoon dan?
- Bronnen
- - Julia Daum - Die Häfen Centumcellae und Terracina: Zwei Kaiserliche Bauprojekte an der Tyrrhenischen Küste; 2015
- - Julia Daum – Trajan’s harbours on the Tyrrenian Coast; 2018
- -Katia Schörle - Constructing port hierarchies: harbours of the central Tyrrhenian coast
- Noten
- 1:Pliny, Natural History 3.59: "lingua Volscorum Anxur dictum", "called Anxur in the language of the Volsci"
- 2: Polybius, Histories 3.22 http://www.perseus.tufts.edu/cgi-bin/ptext?lookup=Plb.+3.22
- 3: Lucius Cornelius Sulla, later Lucius Cornelius Sulla Felix genoemd, was een Romeins politicus, veldheer en dictator ten tijde van de Late Romeinse Republiek.
- 4:Opus incertum: rechthoekige blokken tufsteen
- 5:Opus reticulatum: mozaïek-vorm bestaande uit rechthoekige tufstenen tegels die in de natte onderlaag ruitvormig zijn vastgezet.
- 6+7:Foto Wikipedia-MM
- 8:Strabo Geographica 5.35; Pliny Epistulae 6.31; Dionysius of Halicarnassus Antiquitates Romanae 3.44 schepen met meer dan 3.000 amforen moeten buitengaands voor anker gaan.
- 9:Marcus Aemilius Lepidus: Consul in 187 en 175 voor Chr, Pontifex Maximus en Censor
- 10:Livius Ab Urbe Condita 40.51.2.
- 11:Marcus Vipsianus Agrippa, Romeins generaal en vriend en raadgever van Octavianus (Augustus).
- 12:Lees “De havens van Campi Flegrei”
- 13:Lees "Ancona, de elleboog die heerts over de Adriatische Zee".
- 14:Lees: "Portus, de keizerlijke haven van Rome"
- 15:Lees: "Centumcellae, de haven van Trajanus"
- 16: Rickman 1991: 109.
- 17: De Rossi 1980: 100, fig. 25; Blackman 2008: 648–50.
- 18: Lees: "Leptis Magna, de pport tot Afrika"
- 19: www.aspassoconsara.it
- 20: Lugli 1926, XV
- 21: Caecubum: moerassige vlakte langs de kust in Zuid Latium
- 22: Romeins wrak in 1967 gevonden bij Madrague de Giens voor de Middellandse Zee kust van Frankrijk. Het schip kon 4.500 – 6.500 amforen herbergen.
- 23:Foto – G. Reveillac, CCJ, AMU-CNRS
- 24:Lees: "Santa Severa, een stad achter een badplaats"
- 25:Grimali / Spinapolice 2010, 415.
- 26:Romeins beton
- 27:Mengsel van baksteen en opus reticulatum (zie notie 5)
- 28: Holstenius 1666, 1002 line 29.
- 29: ‘De caecubo was een van de beste Romeinse witte wijnen’ - Plin. nat. 14, 61. – Di Fazio 2006, 3.
- 30: ‘Het grote publiek was niet blij met een dergelijk gebruik van hun centen’ - Liv. 40, 51, 2 f.
- 31: Tac. hist. 3, 77.- pauci gladiatorum resistentes neque inulti cecidere: ceteri ad navis ruebant, ubi cuncta pari formidine implicabantur, permixtis paganis, quos nullo discrimine Vitelliani trucidabant. sex Liburnicae inter primum tumultum evasere, in quis praefectus classis Apollinaris; reliquae in litore captae, aut nimio ruentium onere pressas mare hausit. Iulianus ad L. Vitellium perductus et verberibus foedatus in ore eius iugulatur. fuere qui uxorem L. Vitellii Triariam incesserent, tamquam gladio militari cincta inter luctum cladisque expugnatae Tarracinae superbe saeveque egisset. ipse lauream gestae prospere rei ad fratrem misit, percontatus statim regredi se an perdomandae Campaniae insistere iuberet. quod salutare non modo partibus Vespasiani, sed rei publicae fuit. nam si recens victoria miles et super insitam pervicaciam secundis ferox Romam contendisset, haud parva mole certatum nec sine
- 32:Hist. Aug. Ant. Pius 8.
- 33:De la Blanchère 1881.
- 34:”Imp Caesar Divi Nerva P Filius Nerva Traianus Aug Germanicus Dacicus Pontif Max Trib Pot XIIII Impui Cosu PP Sua Pecunia Fecit”. De stèle staat momenteel in het Stadsmuseum van Terracina.
- 35:De La Blanchère 1881, 326.
- 36: Coarelli 1996.